VGS

F.A. (Frans) van Hartingsveldt, 30 april 2021
Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de VGS

Hij is gepensioneerd, grijzend en kalend. Een voormalige christelijke schoolleider uit Zweden. Een niet zo’n gemakkelijke context voor christelijk onderwijs. Zijn geest is nog heel scherp. De tranen schieten in zijn ogen. Hij had zich te veel bekommerd over wat mensen van hem zouden vinden. Was dat nu zo belangrijk voor hem? Hij vertelt dat God hem erop had gewezen. Het is zonde. De Heere had in de stilte tot hem gezegd: ‘Laat Mij je voeten wassen, want ze zijn vuil.’ Dat verbrak hem. God is goed voor een slecht mens. Dat lijkt geen groot voorbeeld voor christelijk onderwijs? Of juist wel?

De vraag in dit korte essay is waar – in de huidige context – de kracht van christelijk, reformatorisch onderwijs ligt. Is dat inderdaad af te lezen aan het persoonlijk gedrag van deze Zweedse gepensioneerde rector? Zijn er ook nog andere factoren die ons onderwijs waardevol maken? Na een korte schets van de huidige politieke context loop ik kort enkele trekken langs, waarmee we onze cultuur kunnen kenschetsen. Dat komt wel dichtbij. Wij leven zelf immers midden in die cultuur. Het zou niet eerlijk zijn om alleen maar van ons af te wijzen. Daarna komt de vraag aan de orde hoe een en ander doorwerkt in onze eigen school(omgeving). Het antwoord daarop levert onmiskenbaar een aantal fronten en uitdagingen op voor onze scholen. Welke handreikingen zijn daarvoor te geven? De laatste paragraaf sluit aan bij het begin: het grote perspectief dat boven onze scholen uitgaat.

Politieke situatie anno 2021

In de verkiezingen van maart 2021 gebeurden er toch weer onverwachte dingen. Rechts heeft een grotere meerderheid in het parlement gekregen. Niet dat dat veel uithaalt. Er zitten op dit moment 17 partijen in de Tweede Kamer, waarvan meer dan de helft (negen partijen) acht zetels of minder heeft. Daar is geen coalitie van te smeden. Partijleider Kaag van D’66 wil graag over links. Het progressieve geluid moet beloond worden. D’66 twittert: ‘Het is tijd voor nieuw leiderschap. In een land waar we iedereen vrij laten, maar niemand laten vallen’.

Bij het schrijven van dit essay is er echter sprake van chaos: een motie van afkeuring voor de minister-president, openbaarmaking van geheime stukken om het vertrouwen in de Tweede Kamer te herstellen. De formatie lijkt maar niet op gang te kunnen komen. Er lijkt sprake te zijn van een paradigma-wisseling. De oude bestuurlijke stijl van regeren en politiek bedrijven heeft aan kracht verloren. Politici roepen nu om een nieuwe, transparante en open bestuursstijl met een goede verdeling van macht en tegenmacht.

Maar er is meer aan de hand. CU-leider Segers stond tijdens een verkiezingsdebat alleen in zijn standpunt over homo’s en christelijk onderwijs. Hoe hij zich ook als kwetsbaar mens met oog voor zijn medemens opstelde, blijkbaar is er een nieuwe religie: artikel 23 is een overblijfsel uit oude tijden, artikel 1 en vrijheid voor iedereen staat bovenaan, de christelijke kijk op relatie en huwelijk is niet heilzaam, maar wreed en ontneemt mensen alle vrijheid. Er is al een aantal brokstukken van christendom opgeruimd (beschermwaardigheid van ongeborenen, zieken en bejaarden, de Algemene Wet Gelijke Behandeling. Nu moet ook diversiteit in al z’n schakeringen en consequenties doorgevoerd worden. Het lied van koningsspelen 2021 is er een duidelijk voorbeeld van:


Ik + jij, dat = wij
Daarom staan we zij aan zij
Maakt niet uit, hier of daar
Zij aan zij met elkaar
Kijk hoe mooi, in de mix
Hij of zij of X
Ik + jij, dat = wij
Zij aan zij


Deze actuele gebeurtenissen maken een aantal dingen duidelijk:

  • autonomie gaat boven heteronomie; ik bepaal zelf wat ik wil en laat me niet door Iemand of Iets boven me gezeggen;
  • niet het beginsel is belangrijk, maar wat goed voelt en wat we met elkaar goed vinden op enig moment is leidend; als de persoonlijke vrijheid maar niet bekneld wordt;
  • de politiek is ervoor om dingen te regelen in ons land, ruimte voor diepe democratie waarbij mensen met elkaar in gesprek gaan en de minderheid meedoet, is niet aan de orde.

De formatie is op moment van schrijven nog niet ten einde. Er worden wel steeds weer wissels omgezet, dat is wel duidelijk.

Trends in moderne denken zo oud als de wereld

Met het noemen van de vorige drie punten zitten we in het hart van de huidige situatie. Waar komt dit ik-middelpuntige denken toch vandaan? We benoemen onze tijd met ‘we leven in een VUCA-wereld’, een leven vol vluchtigheid, onzekerheid, complexiteit en onduidelijkheid. Daarin moet ‘ik’ mijn weg zoeken en zekerheid vinden.

Is dit nieuw? Als we Genesis 3 lezen dan kunnen onze ik-gerichtheid en de steeds terugkerende zelfzuchtige keuzes van mensen ons niet verbazen. Het moderne denken heeft heel oude wortels.

  1. Het eerste mensenpaar luistert naar Gods tegenstander, ziet, begeert en gaat vervolgens over Gods grenzen. Het hier en nu is belangrijk voor ons mensen geworden. Daarbij aanvaarden we geen grenzen en maken we ruimte voor wat ons aantrekkelijk lijkt. Jeremia zegt het in hoofdstuk 2 kort en kernachtig: het volk heeft voor zichzelf bakken uitgehouwen, gebroken bakken, die geen water houden.
  2. Deze tekst volgt op een aangrijpende zin: het volk Israël heeft de Springader van het levende water verlaten. God is in Genesis 3 uit ons leven verdwenen. We kennen de zinnen wel die dit met andere woorden ook benoemen: de eeuwigheidsgedachten zijn geweken, het hemels baldakijn over ons leven is weg. Of zoals de Franse Revolutie het preekte: ni Dieu, ni Maître.
    Adam en Eva verbergen zich voor God. Wat hadden Adam en Eva het aanvankelijk goed met elkaar en hoe zuiver en liefdevol stonden ze tegenover hun Schepper. Ze scheuren zich echter van Hem los in de verwachting als God en vrij te worden. Het resultaat: gebondenheid, onvrijheid, wantrouwen en god-loosheid.
  3. Adam en Eva raken ook los van elkaar. De ander is geen medemens, maar een tegenmens, een ding geworden, dat we willen beheersen. Adam zegt: Eva heeft het gedaan; Eva zegt: de slang heeft me verleid. Vanaf onze geboorte leren we allerlei mechanismen aan om onszelf te handhaven en beschermen. Een leven van liefde, openheid, kwetsbaarheid en onbevangenheid van voor de val is veranderd in vijandschap, egoïsme en eigenliefde. We wijzen liever van ons af om de schuld buiten ons te zoeken dan te rade te gaan bij ons zelf. We wassen veel liever de oren dan de voeten van de ander.
  4. De schepping ligt na onze zondeval onder de vloek. Ons werk zullen we met moeite kunnen uitvoeren. Onze torens van Babel trekken we hoog op, maar het gaat met zweet en tranen gepaard. Allerlei vormen van spraakverwarring zorgen voor kortsluiting in onze communicatie.

Er zijn heel wat boeken geschreven die een eigentijdse inkleuring geven van deze grondtrekken van de wereldgeschiedenis. Een boek als ‘Stroomopwaarts in een nieuwe eeuw; christelijke geloof tussen tijdgeest en toekomst’ van Stefan Holthaus (hoewel uit 1998, maar nog steeds verrassend actueel) gaat hier uitgebreid op in. Op de achterkant van dit boek staat: ‘Stromingen en trends volgen elkaar in hoog tempo op: normen en waarden staan niet meer vast.’ De spreuk van de oude Griekse filosoof Heraclitus maakte ons al duidelijk: panta rhei. Alles is vluchtig en wij vliegen in volle vaart mee. Daarom roept Holthaus op om de confrontatie met de tijdgeest aan te gaan.

Antithese en buigen voor God

Het is natuurlijk wel de vraag waar de fronten ten diepste liggen. De zonde doortrekt niet alleen de wereld om ons heen. Ds. G. Boer beschrijft in zijn eerste preek in ‘De sterke en de Sterkste’ (over Simson) de toenmalige situatie van Israël met slapheid, slaperigheid en verdraagzaamheid. Hij merkt op: ‘De antithese verdwijnt. (…) De stammen verliezen hun saamhorigheidsgevoel, zij vallen als los zand uit elkaar, er ontstaat onderlinge na-ijver’. Het volk Israël maakt zelf dus volop deel uit van de richterentijd, een periode waarin mensen doen wat goed is in hun eigen ogen. Als we eerlijk zijn, zeggen wij: de fronten liggen allereerst in mijn eigen hart, in onze scholen, gezinnen en kerken.

Even verder schrijft ds. Boer: ‘Nu moeten we wel bedenken, dat, terwijl de schaduwzijden overheersen, de lichtzijden niet ontbreken. Ook in deze tijd is er een overblijfsel naar de verkiezing der genade. De mensen die daartoe behoren, zijn niet beter dan de anderen. Ook zij delen in de nood der tijden. Zij ontkomen evenmin aan de beïnvloeding van de geest van die tijd, maar deze mannen en vrouwen buigen diep voor God.’ God redt mensen en schakelt hen in. Hij gebruikt voor Hem buigende mensen om Zijn gebouw te voltooien. Dat geeft perspectief aan ons onderwijs. De huidige situatie in en rond onze scholen is niet zonder hoop. Het is een gegeven dat we bij het schouwen door de tijd heen zeker niet mogen overslaan.

Fronten

Als we al kunnen spreken over een christelijk-reformatorische zuil, kunnen we niet de illusie hebben dat het een ondoordringbaar bastion is. Wij allen ademen de lucht van de 21e eeuw in. Hoe ziet de antithese eruit? Waar liggen de fronten in en buiten ons onderwijs?

  • Wij wennen eraan de waarde van scheppingsordeningen en Gods Wet te relativeren. ‘Paulus schrijft dit wel in zijn brieven, maar ik zie dat toch wel anders’, zeggen we dan. Wij leven in een andere tijd. Grenzen van dood en leven, van huwelijk en gezin, van mijn en dijn, van zondagsrust, waarheid en leugen vervagen of worden opgerekt. Ondertussen houwen we ons gebroken bakken uit die geen water houden.
  • Als we veel zelf kunnen doen in ons leven en God niet meer nodig lijkt, blijft er niets anders over dan de vastigheid te zoeken in onze eigen mogelijkheden. Dan vallen we terug op ons denken en voelen, op controle en beheersen, vluchten in genot en consumentisme. ‘Ik denk dus ben ik… Ik voel me goed dus ben ik… Ik heb alles onder controle, dus ben ik…’ Wij zijn er allemaal vatbaar voor om te denken dat we zelf de springader van het goede leven zijn.
  • Met alle vastigheid die we menen te hebben of te voelen, is er veel onzekerheid. In reactie daarop klinkt: Laten we elkaar vrijlaten: jij jouw vrijheid, ik de mijne. Dat vertoont allerlei vormen. Dat kan een variant zijn die we wereldwijd tegenkomen: het mainstream denken over gender of seksualiteit oefent een krachtige invloed uit op onze mening. Of we zeggen: wij hebben nog veel: onze kerken en scholen, onze krant, onze politieke partij. Als we dat maar kunnen houden, dan mag de ander zijn vrijheid ook behouden.
  • Die onzekerheid heeft nog een andere kant. Er is inderdaad sprake van een constante stroom van veranderingen. Niet alleen lokaal of nationaal, maar ook internationaal. Bommen in een ander deel van de wereld kunnen ervoor zorgen dat medemensen uit een ander werelddeel in onze plaatselijke sporthal een tijdelijk verblijf krijgen. Een virus in China kan de hele wereld(handel) plat leggen en raakt het dagelijks leven van onze kleuters in Oostdijk, die niet naar school mogen. Er ontstaan nieuwe vragen die we niet met oude ervaringen kunnen beantwoorden.
  • Leiderschap, senioriteit en gezag zijn niet langer afhankelijk van kennis en ervaring, maar berusten op het vermogen om nieuwe problemen op te kunnen lossen en te kunnen samenwerken juist ook met jonge, creatieve geesten. Beheersing en controle zijn niet de belangrijkste instrumenten meer voor continuïteit, maar transparantie, verbinding, wendbaarheid en veerkracht.
  • Dan is er nog een ander front dat ons al jaren bezighoudt: de ontwikkelingen op het gebied van informatisering. ICT is niet meer weg te denken uit onze huizen en scholen. Inmiddels ook niet meer uit het kerkelijk leven. Online kerkdiensten met of zonder beeld hielpen/helpen ons de coronacrisis door. Aanvankelijk meenden we met een onderscheid tussen privé en werk ver te komen. Op dit moment is er bijna geen Nederlander meer boven de tien jaar die geen smartphone heeft. De mogelijkheden zijn haast onbeperkt. Deze ontwikkeling, gepaard gaande met de afname van diep lezen, zorgt ervoor dat we openliggen voor allerlei berichtgeving. Een constante stroom van nieuws uit een veelheid aan bronnen maakt dat we constant aan staan, concentratie verliezen en bezinning en meditatie reserveren voor de schaarse momenten op een dag, als die nog over zijn.
  • Zowel de eerdergenoemde Holthaus als recent ook prof. H. Paul (Shoppen in advent) laten zien dat er nog een Descartes-achtige zin geformuleerd kan worden: ‘consumo, ergo sum. Ik consumeer, dus ben ik.’ Ons welvaartsniveau biedt niet alleen ruimte om de noodzakelijke levensbehoeften te kopen, maar we doen ook bestedingen die ons onderscheiden van anderen (‘Dit weekend ben ik in Barcelona geweest’) en ons op die manier het gevoel geven iemand te zijn. We hebben het goed, maar komen nog tijd te kort om alles te beleven en te genieten wat zich aandient.

Uitdagingen

Wat betekent het bovenstaande voor onze VGS-scholen? Situaties die spannend zijn of grote inspanning vragen roepen bij mensen vaak een houding op van vluchten, vechten of bevriezen. Genesis 3 maakt ons duidelijk dat dit niet de houdingen zijn die God van ons vraagt. Hij roept Adam en Eva ter ver-antwoord-ing. Die vraag is nog steeds dezelfde: waar ben je? Hoe sta je tegenover Mij en tegenover je medemens? Kom eens uit het struikgewas en laat je zien. In het hier en nu. Wat zijn dan de uitdagingen waarin we onze verantwoordelijkheid hebben te nemen?

De eerste uitdaging is dus weg te blijven uit een houding van vluchten, bevriezen of vechten. Dat is niet onze roeping. Het gevaar bestaat dat we gemakkelijker van ons af wijzen en minder letten op wat we zelf hebben te doen. Een complexe, veelkleurige, veranderende samenleving die voor veel nieuwe vragen stelt, kunnen we niet tegemoet treden met een defensieve houding. Ook niks doen is geen optie. Dan gedragen we ons als omstander. De omstander is iemand die ervoor kiest aan de zijlijn te staan. Hij kijkt toe, doet niet mee en toch ook weer wel: hij laat toe dat het gebeurt. Denk aan Pilatus. Het komt erop aan om van omstandersgedrag tot persoonlijk leiderschap te komen. Dan gaat het niet om gedrag als van wereldleiders. Persoonlijk leiderschap is: er zijn, onze verantwoordelijkheid nemen. In het hier en nu. In contact en verbinding met de ander(en). Of Bijbels gezegd: doen wat onze hand vindt om te doen in plaats van ons slachtoffer te voelen of de ander(en) aan te klagen.

Ten tweede, dit hoeft helemaal niet vanuit een neutrale houding. Sterker nog: de Bijbel geeft ons een vitaal fundament, dat ons hele bestaan treft. Dit Woord van God laat ons zien dat we in eigen kracht ons helemaal niet kunnen en willen geven in het hier en nu. Genesis 3 werkt door in ons hele leven, tot in de kleinste dingen van iedere dag toe. Wie werkelijk de ander wil kunnen ontmoeten, heeft de (dagelijkse) ontmoeting nodig met Hem, Die beloofd werd in Genesis 3 vers 15: de Messias Die komen zou en gekomen is. Zijn ontferming in het hart ervaren, maakt dat mensen zich kunnen ontfermen over de ander, ook al blijft dat een opgave die alleen door Gods genade waar gemaakt kan worden.

Ten derde nodigt de huidige netwerksamenleving uit tot een andere manier van opereren dan we binnen de zuil gewend waren. We maakten onze eigen voorzieningen tot in onze vrije tijd in familiedagen en vakanties toe. Deze tijd vraagt erom dat we op belangrijke knooppunten in de samenleving aanwezig zijn, voorleven en voordoen wat God van ons vraagt: leven volgens Zijn heilzame geboden en tot Zijn eer. Zouden we dat niet iedereen gunnen? We kunnen ons niet isoleren, maar zullen proactief, authentiek en open communiceren met anderen die niet weten van wat de Bijbel en het leven met de Heere inhoudt.


Toegespitst naar artikel 23: scholen die een (Bijbelse) pedagogische opdracht hebben, zijn geen scholen die indoctrineren en kinderen belemmeren in hun ontwikkeling. We zouden bijna niet meer durven spreken over de Bijbelse opdracht tot inscherpen, als we horen dat kinderen zelf moeten weten welk geslacht het beste bij hen past: man of vrouw. Scholen die een eigen opdracht willen uitvoeren in samenspraak met ouders en kerken, dragen juist bij aan de kracht van de maatschappij. Het is de bedoeling dat leerlingen hier worden opgevoed tot verantwoordelijkheid aan God en de medemens. Zij oefenen in oog te hebben voor het zwakke, voor het kwetsbare. Ze willen toegewijd zijn en zichzelf verloochenen. Als dat geen eigenschappen zijn die een maatschappij versterken? De strijd om de vrijheid zal uiteindelijk sterker zijn dan de vrijheid van onderwijs en godsdienst. De grote tegenstander zal niet rusten tot hij alles omgekeerd heeft. En het gaat snel. Nog geen vier jaar geleden werd in het Brussels Beraad door een collega uit Oost-Europa een verhaal verteld over de moeder die met haar baby over straat rijdt. Een voorbijganger vraagt: wat is het, een jongen of een meisje? Dat mag het zelf weten als het twaalf is, zegt de moeder. Op dat moment meenden we dat het zo’n vaart niet zou lopen. Nog geen 5 jaar verder ervaren we de ideologische druk van het genderdenken. We bagatelliseren de problemen niet die mensen kunnen ervaren op dit gebied. Maar dat is wat anders dan de wereldwijde lobby die aan mensen opdringt waar hun geweten zich tegen verzet. Hoe lang de consequenties uitblijven van dit moderne denken, is niet bekend. Wel is duidelijk dat de druk niet minder wordt en ontwikkelingen sneller gaan dan gedacht.


Ten vierde hoeven we niet bezorgd te zijn om ons beginsel te actualiseren in deze tijd. Dat is steeds weer nodig: ecclesia semper reformanda -de kerk moet steeds weer hervormd worden. Dit geldt ook persoonlijk, voor onze gezinnen en scholen. Al zijn de grondlijnen van de wereldgeschiedenis terug te voeren op de strijd tussen vrouwenzaad en de duivel, de verschijningsvormen zijn anders en vragen steeds weer om een antwoord.

Ten vijfde, we liggen er open voor om volop mee te doen in de ontwikkelingen waar we middenin zitten. Misschien moeten we hier kritischer zijn op ons zelf dan we fijn vinden. Het gaat hier heel concreet om de zonden waartegen met name in de nieuwtestamentische brieven door de apostelen wordt gewaarschuwd. Een paar voorbeelden:

  • Hoe zien onze agenda’s eruit en hoe beleven we onze planning (Jakobus 4:13 e.v.)?
  • Hoe spreken we over de ander in gemeente, kerk of school (2 Korinthe 12:20, Jakobus 3)?
  • Hoe spelen we onze strijdpunten uit (1 Korinthe 6:1 e.v.)?
  • Hoe ziet ons uitgavepatroon eruit (Hebreeën 13:15-16)?
  • Hebben we werkelijk oog voor de zorgbehoevenden in onze (internationale) samenleving (Jakobus 1:27)?
  • Hoe belangrijk vinden wij onze eigen naam (Romeinen 14)?
  • Hoe gaan we om met bijvoorbeeld de coronacrisis (1 Petrus 4:17)?

De eerste christenen vielen op door hun gedrag. Dat gebeurde in een maatschappij die van oorsprong heidens was. De apostolische briefschrijvers laten als geen ander zien dat het Bijbelse leven een leesbare brief is van christelijk leven.

Ten slotte nog een laatste aandachtspunt en dat betreft onze kerkelijke verdeeldheid. Ds. G. Hoogerland schreef eerst een artikel en later een boekje (Om vriend en broed’ren spreek ik nu) over deze thematiek. Hij merkt op over de kerkelijke verdeeldheid:

  • Het is zonde tegen God;
  • Het is een aanklacht jegens ons zelf;
  • Het geven het verkeerde voorbeeld aan onze kinderen;
  • We benadelen de maatschappij enorm, want we zijn niet wezenlijk één.

Hoewel de plaatselijke situatie kan verschillen, kunnen we wel stellen dat de verschillen tussen en in kerkverbanden groot zijn (of gemaakt worden) en hun schaduw werpen op onze scholen. We belijden officieel dat verbinding op dit vlak een werk van God is, maar het ontslaat ons niet van de plicht te bidden om vereniging en ons in te zetten voor wederzijdse herkenning. Denken we dat we ons de luxe kunnen permitteren om los van elkaar door te leven en doen alsof de Bijbelse opdracht van één-zijn (Johannes 17:21) niet bestaat? Het in stand houden van een nieuwe Nehustan (2 Kon.18:4), de koperen slang, als kenmerk van het ware, zorgt ervoor dat we afgoderij bedrijven met dingen die geboden van mensen zijn. Ik realiseer me heel goed hoe zeer ik hiermee ook in mijn eigen kerkelijke vlees snijd. Met name leerlingen in het voortgezet onderwijs, opgevoed in een maatschappij waar meningen enorm divergeren, begrijpen niet meer waarom kerken elkaar niet naderbij kunnen komen op de meest wezenlijke gebieden.


Een concreet voorbeeld: er wordt al jaren gewerkt aan verstaanbaarheid van de Statenvertaling. Er worden bewonderingswaardige prestaties geleverd. Denk aan de Bijbel met Uitleg. Met de beste intenties komt er een Herziene Statenvertaling. We wijden lange artikelen aan waar het anders moet en afwijkingen van de leer (kunnen) zitten, terwijl op dit moment een deel van de leerlingen in het voortgezet onderwijs bij de dagopeningen niet meer kan volgen wat de tekst letterlijk betekent. Laat staan dat leerlingen de toepassing kunnen maken. Ik schijf het met pijn in het hart. Natuurlijk kunnen we hier allerlei kanttekeningen bij maken. Deze situatie vraagt echter meer van kerk, school en gezin dan we nu doen: een nieuwe vertaling volgens de vertaalprincipes van de Statenvertalers.


Betekenis voor ons onderwijs

De Joodse traditie kent het verhaal dat de melaatse hand van Mozes te maken had met een straf van God. Zoals zijn zus Mirjam en Gehazi gestraft werden vanwege hun laster, zo kreeg ook Mozes een teken van de Heere dat hij niet kwaad moest denken van zijn volk in Egypte. Mozes wilde hen eigenlijk niet gaan uitleiden. Zouden ze wel naar hem luisteren? De Joodse uitleg merkt hierbij op: Mozes moest zijn volk in z’n hart sluiten en hen niet verdenken van onwil en ongehoorzaamheid. Was hij zelf niet onwillig en ongehoorzaam? Zou God niet mee optrekken? Waarom sloot hij het volk niet in zijn hart? Waarom dacht hij zo klein van God?

Hier raken we de kern voor onze Bijbelse opdracht tot onderwijs in de 21e eeuw: de kern is dat we de leerlingen in onze harten sluiten. Ze zijn niet onwilliger en zondiger dan wij. Het zijn onze kinderen. Als we zo groot over hun onwilligheid denken, hoe klein denken we dan over Gods macht en genade. Laten we hen daartegenover juist liefhebben en voorgaan in wat de Heere van ons vraagt: leven tot Zijn eer en in liefde tot de naaste. Zo kunnen zij, door levensvernieuwing en onder de onmisbare zegen van de Heere, hun plaats in kerk, gezin en maatschappij innemen.

Handreikingen

Hoe doen we dat concreet? Welke dingen hebben we dan te doen?

  1. Zoals eerder opgemerkt tijdens de Jaarvergadering in 2019 gaat het in ons onderwijs allereerst om Bijbellezen, Bijbel leren (kennis), Bijbels leven (ethiek) en de Bijbel voorleven (apologetiek). De kern van Toerusting en Vorming ligt vooral in deze speerpunten. Een scheiding tussen les of vak en levensbeschouwing is niet mogelijk. Het christelijk leven dient een eenheid te zijn. Zo kan onder de zegen van de Heere gedrag zichtbaar worden, dat als een Bijbel is voor de onkerkelijke en niet gelovige medemens. Nu zijn er verschillen tussen leerlingen. Ze hebben niet allen dezelfde gaven. Toerusting en vorming zouden juist rekening moeten houden met verschillen en leerlingen een basis kunnen geven om vanuit de eigenheid de persoonlijke verantwoordelijkheid in school, kerk en gezin waar te maken.
  2. Het kan niet zo zijn dat kerk, gezin en school los van elkaar optrekken. Er zijn zeker goede voorbeelden van samenwerking, die laten zien hoe het wel kan. Maar door de polarisatie in onze eigen kring, de korte lontjes in coronatijd en verbijzondering van eigenschappen van de eigen groep lopen we het risico langs elkaar heen te leven. Het resultaat hiervan is vrijwel altijd: elkaar loslaten. Laat de zuil als bolwerk dan wellicht intussen niet meer bestaan, we kunnen wel met elkaar een levend netwerk vormen van zinvolle verbanden en op elkaar afstemmen. Instanties als VGS, RD, RMU, VGS, Driestar Educatief, de ROV en kerkelijke jeugdbonden kunnen hier zorgen voor gezamenlijke inhoud die ouders en leerkrachten kan helpen in onderwijs en opvoeding.
  3. In het doolhof van tegengestelde meningen binnen en buiten de eigen kring zouden ouders, onderwijsgevenden en leerlingen de weg kwijt kunnen raken. Wat is waarheid? Daarom is persoonlijk leiderschap nodig.
    In de eerste plaats van opvoeders. Onze leerlingen en studenten hebben levende voorbeelden nodig. Voorbeelden die de stilte zoeken om te luisteren naar wat God te zeggen heeft. Niet als het ons uitkomt, maar dagelijks. Echt leiderschap begint bij geleid worden.
    Persoonlijk leiderschap betekent ook dat elk kind leert zijn verantwoordelijkheid te nemen in een wereld die steeds onoverzichtelijker lijkt te worden en doorademd is van de geest uit de afgrond. Laten we gedoopte kinderen leren om keuzes te maken. In de terechte vrees dat we weg moeten blijven van Pelagiaanse gedachten, zouden we de opdracht die vanuit de doop op alle gedoopten ligt, kunnen onderbelichten. Een kind heeft te leren dat hij ervoor kan kiezen internet op te gaan of uit de Bijbel te lezen. Ze zijn geen stok of blok, maar zijn voor honderd procent verantwoordelijk voor hun eigen gedrag.
  4. Voor onderwijzend personeel is het belangrijk zich te verdiepen in de Bijbel en goede bronnen uit de traditie. Wat is er reeds veel nagedacht over vragen die nu weliswaar een andere vorm kennen, maar in feite dezelfde inhoud hebben. Er is zoveel om door te geven. Het gevaar is in een soort constructivistische sfeer terecht te komen, waarin ieder zijn eigen waarheid maakt. Er is echter door God zoveel in de schepping gelegd en in de Bijbel geopenbaard. We mogen ontdekken en ons bewegen in Zijn werkelijkheid. Hoezeer deze tijd ook gekenmerkt wordt door onzekerheid en verandering, er is zoveel dat ten diepste gelijk blijft. Het is de moeite waard om dat aan onze kinderen door te geven. Dat bewaart ons ook om oude dwalingen in nieuwe jasjes te omarmen.
  5. Laten onze scholen ook missionair zijn van karakter. Wie scholen of kerken in het buitenland bezoekt, weet hoe er gebeden wordt voor het welzijn van de natie. Laten we uitdragen waar de scholen voor staan. Dat hoeft niet met grote woorden, maar kan wel in verbinding met de omgeving van de school. De Jacobus Fruytier scholengemeenschap doet jaarlijks een uitwisseling met de hogeschool van Amsterdam. Studenten van de HvA overnachten in de gezinnen van leerlingen en bezoeken op maandagavond de catechisatie. Hun ogen gaan open. Verkeerde beelden worden bijgesteld. Meisjes worden niet opgesloten thuis, het is gezellig in de gezinnen. Maar ook omgekeerd: leerlingen horen hun ouders spreken over de vraag waarom ze christelijk zijn. Het valt nog niet mee om in eigentijdse taal uit te leggen wat de kerninhoud van de Schrift is en wat dat voor hen betekent.

Afronding

Terug naar de Zweedse schoolleider aan het begin van dit essay. Wat raakte in zijn verhaal was dat hij de Bijbelse opdracht voor mensen die in het onderwijs werken, terugbracht tot de kern. Om als leerkracht, onderwijsondersteunende medewerker of leidinggevende in een school te werken zijn geen grote mensen nodig, maar mensen van wie de vuile voeten gewassen worden door de Zaligmaker van zondaren. Hun zelfkennis en onverbeterlijk gedrag laten hen vastlopen en maken hen behoeftig. De Bijbel laat zien dat God zulke mensen vanuit eenzijdige genade kracht wil geven. Daarom zegt Paulus in 2 Korinthe 12:10: ‘Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, in smaadheden, in noden, in vervolgingen, in benauwdheden, om Christus’ wil; want als ik zwak ben, dan ben ik machtig.’ Dan zijn we ook verheugd als we anderen de voeten mogen wassen. Zo’n leven maakt God groot en dient de naaste. En dat is de kern waar het in ons onderwijs om draait.

Meer lezen?

In een serie van elf meditaties willen we ons – het jubileumjaar door – verootmoedigen voor de Heere voor zijn goedertierenheid en trouw. Lees hier de eerste meditatie, vanuit Deuteronomium 6.