VGS
"Maar blijft gij in hetgeen gij geleerd hebt en waarvan u verzekering gedaan is, wetende, van wien gij het geleerd hebt; En dat gij van kinds af de heilige Schriften geweten hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof hetwelk in Christus Jezus is."
2 Timotheüs 3 vers 14 en 15

‘Van wie heb je dat geleerd?’, vroeg ik een keer tijdens een les godsdienst op de openbare school aan een meisje dat eerbiedig het Onze Vader opzei. ‘Van m’n oma!’, antwoordde ze trots. Prachtig, zo’n antwoord.

Van wie hebben wij Bijbels onderwijs gekregen? Waarschijnlijk van onze ouders. Zij hebben immers bij de Doop beloofd om ons in de leer die naar de godzaligheid is naar hun vermogen te onderwijzen of te doen en te helpen onderwijzen. Leerkrachten en docenten hebben bij de Doop van de leerlingen die ze voor zich hebben geen ja-woord gegeven. In het christelijk en reformatorisch onderwijs weten we ons wel geroepen om evenals in de kerkelijke gemeente de ouders bij dat Bijbels onderwijs aan hun kinderen te helpen.

‘Van wie heb je dat geleerd?’ In bovenstaande tekstwoorden herinnert Paulus Timotheüs hier ook aan en spoort hem aan bij dat geleerde te blijven, zich aan dat Bijbels onderwijs vast te houden. Er zijn nl. zoveel anderen die dat niet doen. Paulus noemt in vers 13 van 2 Timotheüs 3 de boze mensen en bedriegers. Deze dwaalleraars verleiden of misleiden anderen en worden zelf ook verleid of misleid. Onschuldig zijn ze daarin niet, want uit 1 Timotheüs 1 weten we dat ze eerst het Bijbels onderwijs van Paulus hebben afgewezen.

Hoeveel zijn er ook niet in onze tijd die dat Bijbels onderwijs wat ze thuis, op school en in de kerk ontvingen nu hebben verworpen. Ze hebben het Bijbels onderwijs afgedaan als antiek en ingeruild voor eigen of werelds onderwijs. Ze willen er niks meer van weten en worden soms zelfs vijandig als het over dat Bijbels onderwijs gaat. Wat is dat erg! Gedoopt en bij het Woord opgevoed en er niks meer aan doen. U kent ze wel. Zult u niet vergeten voor hen te bidden en besef dat wat jong geleerd is, nimmer vergeten wordt. Het kan later nog wel eens tot rijke zegen worden.

Met het oog op die dwaalleraars zegt Paulus tegen Timotheüs: ‘Maar blijft gij in hetgeen gij geleerd hebt, en waarvan u verzekering gedaan is’, namelijk dat het de rechte, de juiste leer is. Daar hoef je niet aan te twijfelen, Timotheüs. Als de apostel zijn geestelijk zoon aanspoort om te blijven in hetgeen hij geleerd heeft, doet hij dat niet omdat Timotheüs een eigenzinnige of dwarse leerling zou zijn. Integendeel. In vers 10 zegt hij juist dat hij een volgzame leerling is. Paulus spoort hem aan om te blijven in hetgeen hij geleerd heeft omdat het gevaar zo groot is dat hij ervan wordt afgetrokken. De duivel zit niet stil. Ook in de 100 jaar dat de VGS mag bestaan, heeft hij alles in het werk gesteld om onze kinderen en jongeren bij de Heere, Zijn Woord en Zijn dienst, waarin ouders, leerkrachten en docenten hen onderwezen hebben, vandaan te halen.

Het geldt niet alleen jongeren, maar ook ouderen: Blijf toch bij hetgeen je van kindsaf geleerd is. Gooi dat niet overboord. Je eeuwige toekomst is ermee gemoeid.

Paulus zegt vervolgens: ‘wetende, van wien gij het geleerd hebt.’ Timotheüs, denk daaraan, wie je dat Bijbels onderwijs heeft gegeven. Van wie heeft Timotheüs dat allemaal geleerd? Uit het verband waarin de tekst staat, moeten we in de eerste plaats denken aan Paulus. Wat heeft Timotheüs veel van Paulus geleerd sinds hij in Lystre tijdens de tweede zendingsreis van de apostel een volgeling van hem is geworden. We weten van dit onderwijs uit de eerste brief van Paulus aan Timotheüs. Heel de brief bestaat uit dit onderwijs. Paulus mocht zo een instrument zijn in de hand van de Heere. Hij gaf door wat hijzelf van de Heere geleerd had. Geloof maar gerust dat Timotheüs dit onderwijs en deze leermeester nooit meer is vergeten. Mede hierdoor mocht hij opwassen in de kennis en de genade van de Heere Jezus Christus.

Ik vraag het wel eens tijdens het bezoekwerk in de gemeente: van welke meester of juf, van welke docent men op school veel uit de Bijbel heeft mogen leren. Meestal weet men wel namen te noemen en vaak zijn dat mensen die zelf ook de Heere mogen vrezen, daarvan mogen spreken en dat voorleven. Wat hebben onze kinderen en jongeren zulke identificatiefiguren nodig. Zulke leesbare brieven van Christus. Mogen we door Gods genade zo’n voorbeeld zijn?

Bij het Bijbels onderwijs aan Timotheüs waren ook anderen betrokken, want voordat hij met Paulus meeging, had hij ook al Bijbels onderwijs gekregen. Hij heeft van kinds af de Heilige Schriften geweten. In 2 Timotheüs 1:5 schrijft Paulus aan Timotheüs: ‘Als ik mij in gedachtenis breng het ongeveinsd geloof, dat in u is, hetwelk eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Loïs, en in uw moeder Eunice; en ik ben verzekerd, dat het ook in u woont.’ Het kan niet anders of deze moeder en grootmoeder van Timotheüs waren verantwoordelijk voor het eerste Bijbelse onderwijs aan hun jongen. In het gezin werd en wordt de basis gelegd. Wat ben je bevoorrecht als je zo’n moeder, zo’n oma hebt. Wat een onderwijs kun je dan geven en mag je dan als kind ontvangen.

Bijbels onderwijs, kennis van de heilige Schriften, hoe noodzakelijk ook, maakt ons en onze kinderen niet automatisch zalig. Dat gebeurt alleen als dit gepaard gaat met het geloof in de Heere Jezus Christus. En dat geloof is een gave Gods. Maar dat is wel een gave die de Heere wil schenken aan eenieder die daarom smeekt, mild en overvloedig.

Door: ds. J. Joppe, Barneveld

Vorige meditatie:

Volgende keer:

"(...) dat zij hun hoop op God zouden stellen, en Gods daden niet vergeten, maar Zijn geboden bewaren"
Psalm 78:7

Meer informatie over het jubileum vindt u op vgs.nl/100jaar.