VGS
"Rabbi, wij weten, dat Gij zijt een Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet, zo God met hem niet is."
Johannes 3 vers 2

In het leven ontmoeten we vele mensen. Ook in het onderwijs. En in die ontmoetingen is het altijd weer goed te bedenken dat we zelf ook maar mensen zijn. Een mens! Dat is een beelddrager Gods. Maar hij heeft dat beeld door de zonde verloren. Een beelddrager werd tot een verwoester. Wat is de mens diep geval­len! Afgewe­ken met een eeuwige afwij­king. God de rug en de nek toege­keerd. Een mens: één en al ijdel­heid! En die mens neemt zichzelf overal mee naar toe.

Het wordt ook van Nicodémus benadrukt: ‘een mens uit de fari­zeeën’. Wat zijn eigenlijk farizeeën? Ze vormden scholen, waar ze de wet van God wilden inscher­pen. Op zich is dat natuurlijk niet slecht. Bij een school hoort het ‘inscherpen’ (Deut. 6:7). Die farizeeën, laten we het niet vergeten, hiel­den vast aan het Schrift­gezag. Ze staan dus heel dicht bij ons! Maar ze schoten in hun onderwijs heel erg door. Alle nadruk werd gelegd op het leven naar de wet in de let­terlijke zin. Maar weet u wat er dan gebeurt? Dan wordt de wet van haar geeste­lijke kracht beroofd. Dan verliest de wet haar ontdek­kende functie. We moeten er door de wet juist achterkomen dat we aan alle kanten schuldig staan. Waaruit kent ge uw ellende? Uit de wet Gods! Zo moet de zon­daar ge­steld worden voor de spiegel van Gods heilige wet!

Sommige farizeeën zijn echter volgelingen van Christus gewor­den. We zien het hier in Johannes 3 bij Nicodémus. Hij gaat des nachts tot de Heere Jezus om met Hem kennis te maken, om meer van Hem te weten te komen, maar ook om van Hem onderwezen te worden. Hij kan het niet meer uithou­den onder de koude vormen­dienst van de fari­zeeën. ’s Nachts is hij tot Jezus gegaan. Om de vreze der joden! Maar ook om met die verachte Jezus een ogenblik alleen te zijn. Kennelijk werd Nicodémus tot Hem getrokken. En de Heere heeft hem niet afgewezen.

Nicodémus noemt Christus Rabbi: heer, meester. Hij heeft eerbied voor Christus en hij koestert hoge gedachten van Hem. Hij verklaart: ‘Gij zijt een Leraar van God gekomen.’ Dus niet een leraar, gekomen van de school der farizeeën, maar van God! De Heere Jezus is niet geor­dend door mensen, maar Hij is verordineerd van eeuwigheid en bekwaam­gemaakt in de tijd om als de Gezalfde des Vaders Zijn Borgwerk te ver­richten. Een Leraar van God gekomen.

Maar wat voor een Leraar? O, dat moet Nicodémus nog helemaal gaan leren. Dat Christus de grote Pro­feet is, moet geopen­baard worden aan zijn hart. Wat had hij nu voor kennis aan Hem? Wat had hij voor kennis aan schuld en verloren­heid? Aan zijn diepe bondsbreuk in Adam? Maar de Heere Zelf gaat daar plaats voor maken in het hart. En daartoe moet Nicodémus zijn weten­schap kwijt raken.

We moeten onszelf leren kennen als een arme, verloren zondaar. En wat een wonder als dan die grote Profeet en Leraar ter gerechtigheid Zelf gaat onderwij­zen! Dat doet Jezus hier. De Heere Jezus gaat niet zozeer op directe wijze in op datgene wat Nicodémus gezegd heeft, maar Hij stoot direct door naar de hoofdzaak: ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wederom gebo­ren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.’ Die dwaze vragen en opmerkingen van ons zijn niet zo belang­rijk. De Heere gaat zeggen wat noodzake­lijk is: wedergeboorte! U kunt het hebben over geloof en over geloven, maar als het goed is, hangt dat altijd samen met de wedergeboorte.

En als Jezus dit gezegd heeft, blijkt pas goed hoe onkundig Nicodémus is. Dat blijkt uit het vervolg: Nicodémus denkt nog aan een tweede geboorte uit de moederschoot. Zijn onkunde komt open­baar! Overigens, verheft u zich niet te snel boven hem. Want als dit geheim (om van dood levend gemaakt te worden) niet ontsloten wordt in ons leven, zinken we straks weg van de top van eer in eeuwige verwoesting neer. Jezus gaat het nog­maals zeggen. Hij blijft het in dit gesprek maar steeds gedul­dig benadrukken, dat de wedergeboorte noodzakelijk is. Er is geen andere weg! De Heere gaat Nicodémus afbrengen van al zijn wetenschap. Hij gaat daar een streep door zet­ten. En dat is gedurig nodig in ons aller leven.

We moeten opnieuw geboren worden! Dan wordt de schuldbrief uitgereikt. Dan gaat de Geest ons leiden in alle waarheid. Dan is het zoals in de gelijkenis van de verloren zoon: ‘En tot zichzelven gekomen zijnde.’ Dan is het zoals we lezen in het bekende gedicht van Mac Cheyne: ‘Maar toen mij Gods Geest aan mijzelf had ontdekt, toen werd in mijn ziele de vreze gewekt, toen voelde ik wat eisen Gods heiligheid deed; daar werd al mijn deugd een weg­werpelijk kleed!’

Door: ds. J. Schipper, Scherpenzeel
"Een Licht tot verlichting der heidenen, en tot heerlijkheid van Uw volk Israël."
Lukas 2 vers 32

Meer informatie over het jubileum vindt u op vgs.nl/100jaar.