VGS
Bekijk hier de lezingen van prof. dr. H. van den Belt en prof. mr. dr. F.T. Oldenhuis

De spanning tussen artikel 23 en artikel 36

Het is een zekere vanzelfsprekendheid dat we in reformatorische kring erg voor de vrijheid van onderwijs zijn en dat we daar gebruik van maken. Maar bij de vrijheid van godsdienst wordt het spannender. Hoe zit dat nu met die spanning tussen artikel 23 van de grondwet en artikel 36 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis?

Van wie is de school?

De school is van God. De aarde is des HEEREN, mitsgaders haar volheid. Alle dingen zijn geoorloofd, want de aarde is van de Heere. Maar je kunt datzelfde argument uit Psalm 24 ook omkeren. Als iemand iets expliciet als afgodenoffer presenteert, eet het dan niet, want de aarde is van de Heere.

In de Bijbel vinden we geen voorschriften met betrekking tot het onderwijs. We vinden wel voorbeelden van scholing in de Bijbel. Ondanks de niet-ideale omstandigheden heeft het onderwijs de leerlingen wel gevormd tot leiders die door God gebruikt werden in moeilijke situaties. Hieruit kunnen we niet direct afleiden van wie de school is. Wel valt op dat waar sprake is van onderwijs naast de opvoeding thuis, dat meestal door een wereldlijke of geestelijke overheid wordt georganiseerd. Het lijkt belangrijk te zijn dat de docenten een bepaalde expertise hebben en dat er instellingen zijn waar professionals hun kennis overdragen op kinderen en jongeren. In de Bijbel is het onderwijs dus – in tegenstelling tot de opvoeding – geen primaire roeping van de ouders, maar van de overheid.

In de tijd van de reformatie en de nadere reformatie werd het onderwijs nadrukkelijk als taak van de kerk en de christelijke overheid gezien. Artikel 21 van de Dordtse Kerkorde zegt dat de kerkenraden er op toe moesten zien dat er goede schoolmeesters zijn, die de kinderen ook in de godzaligheid en de Catechismus onderwijzen. Maar de overheid was uiteindelijk verantwoordelijk voor de financiering van kerk en school.

De vrijheid van onderwijs staat al decennia lang onder druk. De discussie gaat vaak om de randvoorwaarden rond artikel 23. Vanwege de verwevenheid met het hele stelsel staat de school uiteindelijk sterker dan de staat. Daar mag je geen misbruik van maken, maar het mag misschien wel enige relativering van de zorgen geven.

Godsregering in het publieke domein is essentieel voor de toekomst. Kunnen we die notie van de theocratie toepassen op de vrijheid van onderwijs? We moeten artikel 36 lezen als een oproep aan de overheid om niet langer partij te kiezen voor de onderdrukkende macht, maar voor de waarheid. Het probleem is dat het artikel geworden is tot een soort blauwdruk voor de inrichting van de samenleving in een context waarin de gereformeerde kerk de meerderheid had.

Ten diepste is het belijden van de theocratie het uitspreken dat God regeert. Luisteren naar Gods goede geboden is heilzaam voor iedereen. Toegepast op een school maakt ons dat dan enerzijds ontspannen, maar ook waakzaam.

Ontspannen

Paulus noemt de overheid Gods dienares. Ook al is de overheid niet ideaal, laat staan christelijk, orde is altijd beter dan chaos en anarchie.

Theocratische belijdenis wordt veel ingevuld vanuit de wet in plaats vanuit de christelijke vrijheid. De nadruk ligt dan ook bij de scholen vaak op het ‘moeten’ gehoorzamen van de overheid, bijna als een soort noodzakelijk kwaad. Door de antithese tussen een seculiere overheid en de orthodox christelijke minderheid raakt die gehoorzaamheid aan de overheid een soort wettische kramp.

Als alle kinderen érgens welkom zijn, dan is dat toch daar waar ze naast rekenen en taal ook leren wat hun enige troost is?
Prof. dr. H. van den Belt

Misschien dat we het open toelatingsbeleid ook als een kans moeten zien. Als alle kinderen érgens welkom zijn, dan is dat toch daar waar ze naast rekenen en taal, wiskunde en economie ook leren wat hun enige troost is? Kan dat ons niet helpen iets minder krampachtig om te gaan met die open toelating?

De discussie rond seksualiteit en gender is uiterst gevoelig. De overheid is geroepen op te komen voor de veiligheid van de leerlingen. Dat moeten we respecteren, positief waarderen, óók als er bij onze scholen helaas dingen misgaan. Laten we ons niet laten verleiden tot een ideologische strijd waarin vooral kwetsbare jongeren het slachtoffer worden.

Waakzaam

Aan de andere kant maakt de theocratische insteek ook waakzaam. De overheid moet haar grenzen kennen. Toegepast op de school betekent dat dat de overheid moet waken voor de inhoudelijke kwaliteit, veiligheid, maar zich niet moet bemoeien met de inhoud van het onderwijs.

Theocratie belijden betekent ook dat we God meer gehoorzaam moeten zijn dan mensen. Het gesprek met de overheid is belangrijk, maar scholen moeten wel pal blijven staan voor het recht van ouders op onderwijs dat overeenstemt met hun godsdienstige overtuiging.

Onder de zorg voor de vrijheid van onderwijs zit ook wel de zorg dat christelijke opvattingen aan de kant worden geschoven. Hoe ga je ermee om als Gods wet en God Zelf aan de kant worden geschoven? Anderzijds: Wat kunnen we anders verwachten in de eindtijd waarin we leven? We voeren geen cultuuroorlog, maar een geestelijke strijd.

School en staat zijn uiteindelijk van God en vallen onder Zijn gezag. Dat maakt heilig ontspannen – alle dingen zijn mij geoorloofd – maar ook heilig waakzaam. Als gezegd wordt: ‘Dit is een afgodenoffer’, dan zeggen wij: dank u wel.

Een christen mag er zijn binnen het publieke domein. Hoe vullen we dat anno 2021 op het middenveld (scholen) in?

Religie doorspekt de hele samenleving. Maar hoe dieper je in de samenleving doordringt, des te meer je je eigen opvattingen zult moeten ‘dempen’. Dat geldt voor iedereen.

In je huis mag je jezelf zijn en zeggen wat je wenst. Die autonomie is van theonome aard. Staat en kerk moeten daarvan afblijven, want uiteindelijk zijn we allemaal geschapen door God. De vroegste mensenrechten hebben dus hun grondslag in een religieus begin.

De oorsprong van vrijheid van godsdienst ligt bij de bescherming van de burger tegen de overheid. De overheid had wel een specifieke godsdienst, maar de burger mag zelf beslissen wat hij denkt. De overheid is er voor ons allemaal. De overheid heeft geen geloof. Dan hebben we het al heel snel over scheiding van kerk en staat. Scheiding van kerk en staat betekent dat er geen bevoorrechting van een godsdienst mag zijn. De kreet heeft zich echter tot een credo ontwikkelt, alsof er nooit plaats is voor religie. Dat is in strijd met artikel 36 van de NGB, want dat geeft wel een bevoorrechting aan. De overheid moet niet één godsdienst bevorderen, maar alle minderheden beschermen. De totale afzijdigheid van de overheid is niet bedoeld met die kreet. De overheid moet juist gaan participeren met kerken.

De neutrale staat mag zich niet met een dominante godsdienst identificeren. De overheid moet ver blijven van de waarheid van religie.

Als je religie je kostbaar is, moet je zorgen dat je in de PR scoort. Dat kan best.
Prof. mr. dr. F.T. Oldenhuis

We moeten naar elkaar luisteren, vriendelijker voor elkaar zijn. Bij het formuleren van onze standpunten moeten we zorgen dat de ander ziet wat jou beweegt. Als je religie je kostbaar is, moet je zorgen dat je in de PR scoort. Dat kan best.

Het Frame

  1. Religieruimte in huis en in kerkgenootschappen;
  2. Religieruimte op straat;
  3. Religieruimte in het middenveld (politieke partijen en scholen);
  4. Religieruimte binnen functies (bedrijfsleven/overheid).

 

  1. In huis en in de kerk hoeft er niet gedempt te worden. Kerkgenootschappen worden geregeerd door hun eigen statuut, behalve als het in strijd is met de wet. Het begrip ‘scheiding van kerk en staat’ betekent in Nederland dat alle godsdiensten gelijk behandelt worden. Dat is op scholen ook, dat gelijkheidsbeginsel. Consequent zijn in je beleid is heel elementair. De overheid toetst niet de waarheid, maar de vorm waarin de boodschap is verpakt.
  2. De Nashvilleverklaring. Niet de inhoud is onrechtmatig, maar de wijze waarop de handtekeningen van de medestanders door de initiatiefnemers zijn gebruikt, schuurt tegen onrechtmatigheid aan.
  3. Scholen, het (verzuilde) middenveld. De school heeft het recht haar identiteit te revitaliseren. Maar de school moet zich houden aan de wet en mag een leraar niet ontslaan omdat hij homo is.
  4. Een christelijk bedrijf, prima. Maar: Dempen! Zonder dat het hoeft te verdampen. De gevolgen van jouw standpunt mag je niet afwentelen op een ander.

De godsdienstvrijheid wordt niet gelegitimeerd door de staat. Maar de rechtstaat wordt gelegitimeerd door de godsdienstvrijheid. Die vrijheid constitueert – samen met andere grondrechten – de staat. (Thijs Wöltgens)

De lezingen riepen heel wat op bij de schoolleiders. Na de pauze volgde het panelgesprek waarin onder andere de volgende vragen werden gesteld:

  • Is het erg dat wij op één van onze scholen een open toelatingsbeleid hebben en bij een andere school een gesloten toelatingsbeleid?

    Waarom is dat onderscheid er? Zorg dat je je dossier op orde hebt, en het kan verklaren.

  • Het geschetste frame bestaat uit vier levels. Gaat het daar niet mis? We zitten in level 3, maar zijn verlengden van onze godsdienst, dus van level 1. Hoe kunnen we daar dan mee om gaan?

    Dit heeft te maken met een verschil in beleving. Je kunt natuurlijk schuiven met dat frame. Bijvoorbeeld: Kinderen zijn van ons allemaal. De scholen horen toch bij het maatschappelijk veld, het is anders dan kerk en gezin. Daardoor niet het verlengde van de opvoeding.

  • We hebben we het vaak over de gouden driehoek: gezin, school en kerk, gaat dat dan te ver?

    Jongeren hebben recht op openheid en  eenduidigheid, als ze daaraan toe zijn. Bij de voorbeelden in de Bijbel staan de ouders juist op afstand, maar dit is ook afhankelijk van de leeftijd. De driehoek voelt erg gesloten aan. Kinderen volgen netjes tot de middelbare school, maar zijn niet voorbereid op de samenleving. Dan gaat het mis. De driehoek is prachtig, maar ook gevaarlijk.

  • Wat is het verschil tussen opvoeden en onderwijs?

    Er moet vermeden worden dat de ouders de opvoeding uitbesteden aan de school en de school denkt: wat moeten we nu doen? Anderzijds is het voor jonge kinderen van belang dat het onderwijs in lijn is met hoe ze thuis worden opgevoed. Tegelijk gaat het in het onderwijs om vaardigheden en kennis bijbrengen en is de school geen GGD.

  • Hoe zit het met sociale veiligheid en ervaren sociale veiligheid?

    Als ervaren sociale veiligheid de norm is, dan voelen veel kinderen zich ook niet veilig. Het is belangrijk dat er een goede sfeer is – geen gevoel van ‘als ik dat vertel, dan wordt ik met de grond gelijk gemaakt’. 

  • Heb ik het op mijn school wel goed geregeld? Als ze bij mij zouden komen, wat vinden ze dan? Als er bij mij een leerkracht is die met het nieuws komt dat hij praktisch homoseksueel is, mag ik dan wel zeggen: Dat is niet in lijn met de Bijbel, dus voor jou is hier geen plaats?

    Consistentie is belangrijk. Het gaat om alle relaties die schuren, niet alleen om homoseksuele relaties bijvoorbeeld. Verwijder dan ook alles wat expliciet naar homoseksualiteit verwijst en verwoord de zaken alleen positief: Het huwelijk is bedoeld voor één man en één vrouw e.d.