VGS

VGS en VBSO zijn blij met de ruimte die er in ons land is voor orthodox-protestants onderwijs. Het past bij een democratie om ruimte te geven aan minderheden, zoals dit ook in het advies van de Onderwijsraad beschreven staat.

Het christelijk geloof is de bron voor ons burgerschapsonderwijs. Onze leerlingen willen we leren God boven alles lief te hebben en onze naaste als onszelf. Die Bijbelse levenshouding is het beste wat we onze kinderen kunnen meegeven, ook ter wille van de hele samenleving.

Deze houding stimuleert namelijk tot acceptatie van ieders menszijn, tot het luisteren naar ieders verhaal en tot trouw en dienstbaarheid in langdurige relaties, omdat we als individuen niet op onszelf kunnen staan.

Geen isolatie dus, of polarisatie, maar participatie, juist wat het kabinet voor ogen staat. Omdat wij geloven dat het algemeen belang gediend is met leerlingen die worden gevormd tot christenen die laten zien hoe goed het voor iedereen is om God te dienen.

Levensbeschouwelijk keuzemenu

Waar de minister de verantwoordelijkheid van scholen benadrukt om een bijdrage te leveren aan burgerschap, sociale samenhang, maatschappelijke verantwoordelijkheid en de democratische rechtsstaat, zijn we dat dus helemaal met hem eens.

Oneens zijn we het met de suggestie dat alle scholen pluriform moeten zijn en kinderen een levensbeschouwelijk keuzemenu moeten bieden. Dat is geen rechtsstatelijk vereiste, integendeel. Ook de Onderwijsraad betoogt het tegendeel in zijn advies. De raad benadrukt dat de overheid in een rechtsstaat vrijheid moet laten aan de samenleving om gemeenschappen te vormen waarin waardenoverdracht plaatsvindt. En ook dat de basiswaarden van de rechtsstaat niet mogen worden verward met een seculier-liberale levensvisie. De regering zou de rechtsstaat dus in gevaar brengen als een progressief-liberale levensvisie – elk individu zijn eigen menu – aan scholen zou worden opgelegd.

De vrijheid van onderwijs biedt ruimte voor scholen van diverse snit. Daarbinnen hebben de christelijk-reformatorische scholen vanouds een legitieme plaats. Die scholen vullen hun (burgerschaps)onderwijs herkenbaar in vanuit het christelijk geloof. Mét openheid naar andere opvattingen en met ruimte voor leerlingen die daarbij vragen stellen of andere ideeën ontwikkelen. Evenwel waarin een samenhangende wereldvisie leidend is op school.

Staatsrechtelijke weeffout

We zien in dit verband een ernstige staatsrechtelijke weeffout in de kabinetsreactie op het advies van de Onderwijsraad: de burgerschapsopdracht wordt bóven artikel 23 van de Grondwet geplaatst, als leidende invulling van de onderwijsvrijheid en ook als grens aan de onderwijsvrijheid die streng bewaakt zou moeten worden. De burgerschapsopdracht als norm, de vrijheid van onderwijs daaraan ondergeschikt.

De intentie daarvan is wellicht goed, maar juridisch is het onjuist, niet in lijn met de historie van artikel 23 en de wetsgeschiedenis van de burgerschapsopdracht, en ook in strijd met het pluriforme karakter van de samenleving.

De burgerschapsopdracht kan vooral succesvol zijn als de onderwijsvrijheid de basis daarvan vormt. Scholen en leraren kunnen dan vanuit hun eigen identiteit, intrinsiek gemotiveerd, die opdracht invullen.

Subjectieve saus

Laat álle scholen meer werk maken van hun specifieke identiteit: dat is dé basis voor het gehele onderwijs en in lijn met de opvoeding van de ouders. Dat is ook de kern van artikel 23. Identiteit wordt in deze beleidsreactie echter van de kern naar de rand gedrongen: de identiteit mag niet langer het uitgangspunt zijn, maar hooguit een subjectief sausje over een objectieve, gemeenschappelijke onderwijskern die op alle scholen aan bod moet komen.

Dat kán helemaal niet: álle onderwijs is waardengeladen, er is geen neutrale kern. Erken dat als overheid. Benut juist die diversiteit aan religieuze en levensbeschouwelijke uitgangspunten op een positieve manier: laat iedere school vanuit zijn eigen visie en drive een bijdrage leveren aan onze pluriforme samenleving. Dat verbindt aan en voedt betrokkenheid bij die democratische rechtstaat.

De uniformeringsdrang van dit kabinet – elke school moet eenzelfde onderwijskern behandelen – staat niet alleen haaks op de mooie woorden over ruimte voor diversiteit en verschil. Zij is ook risicovol: de invulling van die kern is afhankelijk van (seculiere) politieke meerderheden; bovendien zal die kern waarschijnlijk steeds groeien, waardoor de identitaire schil rondom die kern steeds meer in de verdrukking zal komen.

Vertrouwen

De reactie van het kabinet ademt een onterechte beheersings- en controledrang, al zijn we blij dat minister Dijkgraaf, in lijn met het advies, géén nieuwe maatregelen voorstelt i.t.t. zijn voorganger. Graag roepen we in herinnering wat vrijheid van onderwijs in Nederland altijd heeft betekent: balans houden tussen vertrouwen én verantwoordelijkheid. Wij doen daarom opnieuw de oproep aan kabinet en Kamer om méér vertrouwen te hebben in onderwijs. Het onderwijs verdient dat!

Ons advies aan de scholen is: werk vanuit je identiteit en eigenheid. Blijf transparant over onze levenshouding en lesinhoud. Investeer in relaties, dialoog en contact met de samenleving. En heb vertrouwen. Het christelijk-reformatorisch onderwijs heeft toekomst! Wij weten ons afhankelijk van de eeuwige, almachtige God, Die als onze Schepper het allerbeste weet wat goed voor ons is. Hem gehoorzamen is het beste wat we kunnen doen. Ook in de keuzes die we maken op school en voor onze leerlingen.