Aanleiding
De professionalisering van bestuurders en toezichthouders is al langer een belangrijk thema binnen het funderend onderwijs. Het Ministerie van OCW beraadt zich momenteel op nieuwe wetgeving die zich richt op de kwaliteit van bestuurders in het funderend onderwijs. Om als sector zelf de regie te houden op de kwaliteit en de ontwikkelingen, hebben diverse partijen (VvoB, VO-raad en PO-raad) de mogelijkheden voor accreditatie van bestuurders in het funderend onderwijs verkend. Gelijktijdig met de zoektocht naar accreditatiemogelijkheden is ook een beroepsprofiel voor onderwijsbestuurder ontwikkeld dat als basis kan dienen voor de accreditatiesystematiek. De doelstelling van dit alles is: beter onderwijsbestuur.
Accreditatiesystematiek
Accreditatie voor onderwijsbestuurders wil zoveel zeggen als: ‘De erkenning door een gezaghebbende organisatie dat een andere organisatie of persoon competent is om een bepaalde taak uit te voeren’. Vergelijkbaar met het reeds bestaande schoolleidersregister, alleen dan voor uitvoerend bestuurders.
Hoewel de accreditatiesystematiek nog verder doorontwikkeld zal worden, is er al een aantal ingrediënten bekend. Een externe commissie van ervaren bestuurders uit de semipublieke sector (bijvoorbeeld: zorg) zal in gesprek gaan met de onderwijsbestuurder over zijn/haar professionele ontwikkeling. De basis voor dit gesprek ligt in een grondige (zelf) evaluatie van het handelen van de onderwijsbestuurder.
Begin dit schooljaar heeft er een pilot plaatsgevonden met de accreditatiesystematiek. De uitkomst van deze pilot zal in 2024 worden meegenomen in een bredere verkenning naar de praktische toepasbaarheid ervan in het funderend onderwijs.
Nauwlettend volgen
Vanuit VGS onderschrijven we de aandacht voor professionalisering van schoolbesturen. De achterliggende jaren zijn daar al diverse stappen in gezet. Denk bijvoorbeeld aan de vernieuwde Code Goed Bestuur en de verplichte collegiale bestuurlijke visitatie.
Een nieuw systeem van accreditatie voor onderwijsbestuurders heeft het risico in zich dat de administratieve regeldruk voor (kleine) organisaties toeneemt, terwijl het niet bijdraagt aan ‘goed bestuur’. Want hoe verhouden de plannen zich tot vrijwilligers die deel uitmaken van een uitvoerend bestuur? En betekent dit dat directeur-bestuurders zich in twee registers moeten laten registeren?
Kortom, professionalisering is goed, maar laten we oppassen dat de middelen het doel niet voorbij gaan. De komende tijd zullen de plannen verder worden uitgewerkt. Dan moet blijken of de voorgestelde plannen écht kunnen bijdragen aan beter bestuur. Als VGS komen we op voor de besturen in onze achterban en waken we voor onnodige regeldruk.