VGS

Een motie met die strekking van SP, PvdA en GroenLinks is dinsdag door de Tweede Kamer aangenomen. Tégen het advies van minister Slob (Onderwijs) in. Die had de motie ontraden, omdat hij ‘te algemeen’ zou zijn.

‘In principe kan een school natuurlijk gewoon opschrijven wat z’n identiteit is’, aldus de minister vorige week tijdens het debat over de Gomarus scholengemeenschap. ‘De motie vraagt eigenlijk om hun te verbieden dat ze op papier zetten wie ze zijn, wat ze willen uitdragen.’ Slob vond het ‘echt wel iets te ver en te snel gaan’ om via een motie een einde te maken aan identiteitsverklaring, omdat de wet daarvoor gewoon alle ruimte biedt.

Verontrustende ontwikkeling

De VGS is het helemaal met de minister eens. ‘Onbegrijpelijk dat een Kamermeerderheid hierin een andere keus heeft gemaakt’, aldus VGS-bestuurder P.W. Moens. Hij spreekt van een ‘verontrustende ontwikkeling.’

‘Welk probleem wordt hiermee opgelost?’, vervolgt hij. Voor een veilig opvoedklimaat is het juist behulpzaam als ouders en school dezelfde waarden en normen delen en overdragen en dat ze daarover samen afspraken maken.

Door identiteitsverklaringen te verbieden, perkt de Kamer de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van onderwijs in, meent hij. ‘Deze motie verdraagt zich ook niet met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Daarin staat dat de staat het recht van ouders eerbiedigt om zich van díé opvoeding en van dat onderwijs te verzekeren, die overeenstemmen met hun eigen godsdienstige en filosofische overtuigingen.’

Zoals ook de Onderwijsraad in zijn jongste advies opmerkt: het venster dat de school voor de kinderen opent, is nooit neutraal. Scholen moeten dus open en duidelijk zijn over hun identiteit. De rechtsstaat staat er voor in dat niet alleen een individualistisch-liberaal venster legitiem is, maar dat bijvoorbeeld ook reformatorische scholen en ouders hun schoolidentiteit kunnen vormgeven. Vanuit verantwoordelijkheid voor deze kinderen en voor de samenleving.

  • Zie hier voor de reactie van de VGS op het advies van de Onderwijsraad over artikel 23.

 

Impliciet

De Kamer nam behalve de motie van Kwint c.s. ook een motie aan van Volt en BIJ1 over identiteitsverklaringen. Daarin stellen beide partijen dat die verklaringen homoseksualiteit weliswaar niet expliciet afwijzen, maar dat dit impliciet ‘nog wel degelijk’ gebeurt.

De indieners vragen daarom aan de regering om ‘daadwerkelijk een einde te maken aan alle identiteitsverklaringen waarin een seksuele gerichtheid, genderidentiteit, genderexpressie of geslachtskenmerken (en het daarnaar leven) in welke vorm dan ook, impliciet of expliciet, wordt afgewezen.’

Minister Slob had het oordeel over deze motie overgelaten aan de Kamer, ‘omdat het daar gaat om afwijzen van identiteit.’ Wel riep hij de Kamer op om het aan de Onderwijsinspectie over te laten om te beoordelen of scholen daadwerkelijk iemands identiteit afwijzen.

Spoed

Eind 2019, na het debat in de Tweede Kamer over de nieuwe burgerschapswet, werd ook al een motie aangenomen die het kabinet verzocht met spoed een einde te maken aan verklaringen op reformatorische scholen waarin ouders moeten tekenen dat ze homoseksualiteit afwijzen.

Verder lezen?

  • Zie hier voor het letterlijke verslag van het debat over de Gomarus scholengemeenschap.
  • Zie dit bericht van de VBSO n.a.v. datzelfde Kamerdebat.
  • Het Reformatorisch Dagblad schreef dit nieuwsbericht over de motie-Kwint.