VGS

De context was een debat over het wetsvoorstel Herziening wettelijke grondslagen kerndoelen. Daarin wordt de wettelijke basis gelegd voor het herzien van de kerndoelen voor allerlei leergebieden. Belangrijke doelstelling is om meer samenhang in de kerndoelen aan te brengen en bijvoorbeeld te zorgen dat de taal- en rekenvaardigheden structureel geoefend worden ook in andere leergebieden. Maar ook moet deze wet de grondslag bieden voor de nieuwe kerndoelen burgerschap. (Let wel, de kerndoelen staan zelf niet in de wet, die worden later vastgesteld aan de hand van het onlangs gepubliceerde concept.)

De VVD gebruikte dit debat om een fundamenteel statement te maken over discriminatie.

“Het is goed dat scholen hun eigen identiteit hebben, maar deze ruimte mag nooit leiden tot uitsluiting of het beperken van de vrijheid, gelijkwaardigheid of veiligheid van leerlingen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook hoe hij ertegen aankijkt dat scholen aan de ene kant leerlingen moeten leren dat iedereen gelijk is, maar aan de andere kant afkeuren als je als jongen verliefd wordt op een jongen, en dat scholen onderwijzen dat er verschillende godsdiensten zijn, maar andere afwijzen als fout. Wat vindt de staatssecretaris ervan dat er scholen in Nederland zijn die in ons onderwijs artikel 23 boven artikel 1 zetten? Eigenlijk is dat toch scheef? We onderwijzen het ene, maar doen het andere.”

Let erop dat het hier dus zowel gaat over de Bijbelse visie op het huwelijk, als ook over hoe we op school spreken over andere godsdiensten.

Kamerlid Moorman (PvdA-GL) viel hem bij door te betogen dat er geen spanning zou mogen bestaan tussen het gelijkheidsbeginsel en de onderwijsvrijheid.

Hij kreeg stevige repliek van de Kamerleden Stoffer (SGP) en Ceder (CU). Zij hielden hem voor dat het ongrondwettelijk is om het ene artikel automatisch boven het andere te plaatsen.

Aan het einde van het debat diende Kisteman een motie in, met als strekking dat artikel 1 van de Grondwet “altijd voorrang” zou moeten hebben boven de vrijheid van scholen.

Op 2 december echter wijzigde Kisteman zijn motie, en koos hij bewoordingen die getuigen van meer respect voor de staatsrechtelijke verhoudingen. Het slot van de motie (waarover nog niet gestemd is) luidt nu:

“Verzoekt de regering te onderzoeken hoe kan worden gewaarborgd datgelijke behandeling, zoals omschreven in artikel 1 van de Grondwet, nooit kan worden geschonden door de levensbeschouwelijke richting van een school en dit mee te nemen in die brief”

Hiermee wordt gelukkig niet meer expliciet geprobeerd elke spanning tussen grondrechten op te heffen. Het gaat nu over ‘schenden’, en ook reformatorische scholen willen geen ‘schending’ van artikel 1 van de Grondwet – ook als er spanning zou kunnen zijn met dat artikel is dat nog geen schending. Juist omdat de onderwijsvrijheid de ruimte waarborgt voor de Bijbelse benadering van onbijbelse relaties of onchristelijke levensbeschouwing.

Samen met de VBSO werkt de VGS nog aan een verdere inhoudelijke reactie op deze uitspraken en de motie.

Dit artikel is in samenwerking met de VBSO tot stand gekomen.