VGS

Frissen uit zich kritisch naar aanleiding van zijn nieuwste boek, De integrale staat. Kritiek van de samenhang: ‘Integraliteit wordt nog altijd als iets positiefs gezien, maar staat voor een breder verlangen naar samenhang in onze samenleving. Levensgevaarlijk! Want als de politiek samenhang oplegt, bepaalt de politieke meerderheid welke verschillen er wel en welke er niet mogen zijn.’ Hij wijst hierbij onder andere op het streven om de invulling van burgerschapsonderwijs wettelijk voor te schrijven. Volgens hem een ‘droom van iedere tiran’.

Dat zijn stevige woorden …
‘Ik vind zo’n wet dan ook zeer problematisch. Een herinnering. Op enig moment had minister van Binnenlandse Zaken Guusje ter Horst het voornemen om een Handvest voor Verantwoordelijk Burgerschap te maken. Een aantal ambtenaren kwam toen bij mij om een reactie te vragen. Ik heb gezegd: “Interessant, ik leid hieruit af dat de minister een ander volk wil?” Het is heel simpel: het volk kan wel een andere minister willen, maar de minister kan niet een ander volk willen. Ik vind het volk af en toe ook verschrikkelijk, maar een ander volk willen, dat kan niet. In de kern is burgerschap iets wat de burger bepaalt ten opzichte van de staat. En die burger wil juist bescherming tegen de zware monopolies van de staat. Dat maakt het nogal problematisch als de staat gaat voorschrijven wat burgerschap is.’

Is een burgerschapswet dan überhaupt problematisch?
‘Je zou in abstracte zin wel kunnen voorschrijven dat er aandacht is voor het functioneren van de democratische rechtsstaat en wat daar de principes van zijn. Maar welke soort burgerschap daarbij past, is aan de burger zelf en aan de school als het om burgerschapsonderwijs gaat. De staat kan optreden tegen de school als daarin ondemocratische en niet-rechtsstatelijke burgerschapsopvattingen worden gedoceerd. Als de democratische rechtsstaat er aan z’n einde wordt gebracht.’

‘In de kern is burgerschap iets wat de burger bepaalt ten opzichte van de staat’

De inspectie heeft de burgerschapsopdracht in haar onderzoekskaders verder uitgewerkt in acht basiswaarden. Daar zult u niet enthousiast over zijn?
‘De inspectie trekt echt een veel te grote broek aan door het inhoudelijk te willen definiëren. We moeten een scherp onderscheid maken tussen waarden en normen. Waarden hebben universele claims, maar we zijn op dat punt verdeeld. Daarom moet de staat zeer terughoudend zijn in het wekken van de suggestie dat hij er is om een specifieke interpretatie van waarden aan de wereld op te leggen. Daarom hebben we ook een aantal normen die ons leiden in het vreedzaam omgaan met die waardepluraliteit en waardeconflicten.’

En scholen moeten verder vooral ruimte krijgen om er zelf invulling aan te geven?
‘Artikel 23 is een prachtig grondwetsartikel dat de vrijheid beschermt om anders te zijn, anders op te voeden en anders te doceren. Het berust op een vrijheidsbegrip dat tot gedrag en praktijken leidt die door anderen als onaanvaardbaar en ondragelijk worden ervaren. Dat is precies de kern van tolerantie: het ondraaglijke verdragen. Dat is ook het enige serieus te nemen vrijheidsbegrip. Als je het allemaal met elkaar eens bent, hebben democratie en rechtsstaat niet zo veel zin. Als je inclusie serieus zou nemen, zou dat ook moeten betekenen dat je minder ruime opvattingen van vrijheid een plek moet geven.’

Zoals opvattingen over seksuele diversiteit?
‘Hoewel ik de orthodoxe opvatting rond homoseksualiteit verwerpelijk vind, vind ik het aanvaardbaar dat reformatorische scholen het recht hebben om eisen te stellen aan leerkrachten die ze benoemen. Ik zou het ook apart vinden als leerkrachten die het daar niet mee eens zijn bij zo’n school willen werken. In het beschermen van die vrijheid moet je heel ver gaan. Daar komen namelijk heel principiële discussies achter vandaan, zoals: wie gaat er over het kind? Als je daar te veel aan de kant van de staat gaat staan, kom je in een positie dat kinderen niet van de ouders zijn, maar van de staat.’

Het ministerie van OCW benadrukt de individuele autonomie van kinderen en omschrijft veiligheid steeds meer als ‘helemaal jezelf kunnen zijn’. Hoe kijkt u hiertegen aan?
‘Ik plaag ze daar altijd mee: heeft de staat een visie op wat de gewenste vorm van emancipatie is? Dat lijkt me toch merkwaardig. De staat dient op dit punt zo neutraal mogelijk te zijn. Dat is wat mij betreft de enig mogelijke verhouding van de staat ten opzichte van diversiteit. Binnen de grenzen van de democratische rechtsstaat uiteraard. Ik heb zelf gezien hoe dit denken op de universiteit heeft huisgehouden. Laatst besloot mijn faculteit van de Universiteit van Tilburg dat iedereen een cursus sociale veiligheid moest doen over “omstanderschap”. Toen heb ik gezegd: ik doe daar niet aan mee. Ik vind helemaal niet dat een universiteit een veilige organisatie moet zijn, anders had Nietzsche er nooit kunnen werken. Het is een klimaat dat we echt niet moeten hebben. Het sociale veiligheidsbegrip is veel te groot geworden.’

‘De kern van tolerantie is het ondraaglijke verdragen. Dat is ook het enige serieus te nemen vrijheidsbegrip’

‘Inclusie is niet het recht op radicale afwijking, maar de plicht tot deelname volgens overeengekomen collectieve normen’, schrijft u in uw boek. Diversiteit en inclusie gaan dus niet goed samen?
‘Het is een buitengewoon intens gebruikt begrippenkoppel, maar het zijn strijdige begrippen. Denk aan die Feyenoordaanvoerder die de regenboogband niet wilde dragen. Dát is diversiteit. Die regenboogband is inclusie, ziedaar de tegenstelling. Als je echt inclusief wilt zijn, heeft hij het volste recht om die band niet te willen dragen. De reformatorische wereld zou net als die Feyenoordaanvoerder een goed voorbeeld van diversiteit kunnen zijn.’

Nog een citaat: ‘De elites vinden van tijd tot tijd dat de pluraliteit ondraaglijk wordt of dat deze niet past bij hun opvatting(en) van het goede leven. Een beschavingsoffensief – vaak in de gedaante van beleids- en interventieprogramma’s – moet dan afwijkingen weer binnen de norm brengen: normalisering.’ Hoe moeten we op zo’n beschavingsoffensief reageren?
‘Daar moet je je tegen verzetten, dat lijkt me evident. Dat gebeurt sowieso veel te weinig. Ik zie die tendens alom in het maatschappelijk middenveld. De hele zorgsector heeft bijvoorbeeld één governancecode. De Inspectie Gezondheidszorg en de Nederlandse Zorgautoriteit zeggen dan: we accepteren die code als veldnorm. Daar gaan we jullie aan houden, want die hebben jullie zelf geformuleerd. Hoe gek kun je zijn, dat je als het ware je eigen ketenen ontwerpt? En dan ook nog voor alle zorginstellingen hetzelfde! Dat zie je momenteel gebeuren: alle raden van toezicht professionaliseren en vervolgens neemt hun volgzaamheid toe. Terwijl ze allemaal het verschil willen maken. Daar moet je verzet tegen aantekenen. Dat vind ik bij uitstek de verantwoordelijkheid van bestuurders en toezichthouders. Die moeten hun nek durven uitsteken.’

Dus onze scholen moeten ook verzet aantekenen?
‘Het is natuurlijk wel ingewikkeld geworden om af te wijken, want onze opvattingen over normaliteit zijn sterk geïntensiveerd. Neem als voorbeeld de jeugdzorg. Dertig jaar geleden kreeg ongeveer 1 op de 30 jongeren zorg, nu is dat 1 op de 8. Dat kan onmogelijk alleen komen door een sterk toegenomen gezinsproblematiek. We kunnen afwijking van de norm slechter verdragen dan ooit.’
‘Als individuele school ben je natuurlijk niet in de positie om te zeggen: “Daar doen we niet aan mee.” Maar mijn advies zou zijn: ga op je strepen staan en teken verzet aan op al te ingrijpende interventies van de inspectie.’

PAUL FRISSEN

  • Decaan van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) in Den Haag
  • Emeritus hoogleraar Bestuurskunde van Tilburg University
  • Doceert, verricht onderzoek en adviseert op het terrein van de bestuurskunde en de politieke filosofie
  • Voorzitter van de raad van toezicht van Dichterbij, een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking

Recente publicaties:

  • De integrale staat. Kritiek van de samenleving (Boom, Amsterdam, 2023)
  • Staat en taboe. Politiek van de goede dood (Boom, Amsterdam, 2018)
  • Het geheim van de laatste staat. Kritiek van de transparantie (Boom, Amsterdam 2016, derde druk 2023)

 

Dit artikel verscheen eerder in DRS.