Het gaat – in die eigen cao – om:
- De zogenaamde ‘leer- en levenbepaling’. Op grond daarvan wordt werknemers gevraagd in te stemmen met de grondslag van de school (de Bijbel en de Drie Formulieren van Enigheid) . Ook verplicht het personeel zich hiermee om het leven overeenkomstig die grondslag in te richten en in de levenswandel een goed voorbeeld voor de leerlingen te zijn. Juridische handhaving van een zo’n essentiële bepaling wordt door een eigen cao beter geborgd dan op andere, minder formele manieren (arbeidsovereenkomst, verklaringen etc.).
- Bepalingen over medezeggenschap die de mogelijkheid bieden om – onder de daarvoor geldende wettelijke voorwaarden – (?bepaalde?) instemmingsbevoegdheden om te zetten in adviesbevoegdheden.
- Bepalingen over decentraal georganiseerd overleg (DGO)
In een aantal gevallen dient op lokaal niveau DGO te worden gevoerd. VGS en RMU hechten er aan dat op instellingsniveau DGO kan worden gevoerd tussen werkgevers en werknemers met voor de werknemers representatieve partijen. Concreet betekent dit dat het overleg in die gevallen dan niet gevoerd hoeft te worden met een vakorganisatie waarbij (?vrijwel?) geen personeelsleden zijn aangesloten, maar dat dit met de RMU kan worden gedaan.
VGS en RMU willen met het afsluiten van dit convenant en met de eigen cao randvoorwaarden bieden om de identiteit van het christelijk-reformatorisch onderwijs te kunnen borgen.
