VGS

Het wetsvoorstel verduidelijkt twee deugdelijkheidseisen aan het onderwijs: de eisen ten aanzien van een ononderbroken ontwikkelingsproces en de eisen ten aanzien van het stelsel van kwaliteitszorg. 

De raad concludeert dat het wetsvoorstel de gewenste verduidelijking onvoldoende biedt en eerder leidt tot extra onduidelijkheid.  

‘De staatssecretaris kiest ervoor om twee bestaande wettelijke eisen te verduidelijken’, schrijft de Onderwijsraad, ‘maar maakt in de toelichting niet duidelijk waarom is gekozen juist deze twee normen te verduidelijken en hoe ze bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van onderwijs.’ 

De vormgeving van het wetsvoorstel zorgt volgens de raad bovendien op een aantal punten juist voor meer onduidelijkheid: ‘In het wetsvoorstel is sprake van elkaar overlappende normen, die voor een deel naar elkaar verwijzen. Niet duidelijk is hoe deze normen zich tot elkaar verhouden. Daarnaast lopen de wettekst en de toelichting inhoudelijk uiteen, wat kan leiden tot interpretatieproblemen en onduidelijkheid over de bedoeling van de wet. Ook zorgt het gebruik van vage normen voor onduidelijkheid. Ze maken bijvoorbeeld geen einde aan discussies over de vraag wat ‘deugdelijk’ dan betekent.’ 

Averechts

Dit bevestigt in belangrijke mate de zorgen die wij eerder uitten. Kernpunten daaruit zijn: 

  • De vrijheid van onderwijs en eigen pedagogisch-didactische keuzes zijn essentieel. Juist bij bijzonder onderwijs is de eigen religieuze of levensbeschouwelijke visie vaak leidend bij de invulling van kwaliteit. 
  • Een eenduidige, generieke wettelijke normering kan averechts uitwerken: scholen krijgen minder ruimte om hun onderwijs vorm te geven op basis van hun specifieke context en overtuiging. 
  • Interne kwaliteitszorg en professionaliteit moeten centraal blijven staan: De verantwoordelijkheid voor goed onderwijs ligt bij de school, de leraar en het bestuur — niet bij de overheid die via ingewikkelde wetgeving bijdraagt aan uniformering. 

Zorgen

VGS en VBSO blijven benadrukken dat kwaliteitszorg dicht bij de onderwijspraktijk gerealiseerd moet worden. We geven het vertrouwen aan schoolleiders en docenten om doelmatigheid en kwaliteit te realiseren, binnen de eigen identiteit en context. Tegelijkertijd pleiten we — samen met collega-profielorganisaties — voor zorgvuldig overheidsbeleid dat recht doet aan de grondwettelijke vrijheid van onderwijs. 

Wij roepen beleidsmakers op om de zorgen van de Onderwijsraad en van de profielorganisaties serieus te nemen en bij nieuwe voorstellen niet te vervallen in generieke voorschriften, maar juist oog te hebben voor diversiteit en eigen verantwoordelijkheid in het onderwijs. 

Het wetsvoorstel wordt naar verwachting voorgelegd aan de Raad van State en – mogelijk in aangepaste vorm – ingediend bij de Tweede Kamer.