VGS

Die oproep van CDA en SGP in de Tweede Kamer sluit nauw aan bij een eerder pleidooi van VGS en VBSO. Goed onderwijsbeleid is gebaat bij goede werkafspraken tussen overheid en scholen, betoogden wij. De overheid moet schoolbesturen ruimte en vertrouwen geven en hun inbreng serieus nemen. 

CDA en SGP constateren in hun motie – die op 27 mei in stemming kwam – dat in 1989 eerder een Schevenings Beraad heeft plaatsgevonden, waarbij onder andere afspraken zijn gemaakt over stapsgewijze overgang naar lumpsumbekostiging en meer bestuurlijke en organisatorische autonomie voor schoolbesturen. 

Zo’n beraad is volgens hen opnieuw nodig omdat de Onderwijsraad stelt dat de bestuurlijke verhoudingen ‘verstoord zijn, aangezien er de afgelopen decennia veel nieuw beleid, nieuwe verplichtingen, tijdelijke subsidies en veranderd toezicht op het onderwijs zijn ingevoerd.’ 

Staatssecretaris Paul vindt het echter niet nodig om opnieuw zo’n beraad te organiseren. In de afgelopen tijd is volgens haar al uitgebreid gesproken ‘met eigenlijk alle partners in en om het onderwijs’ over sturing in het onderwijs. ‘Het is wat mij betreft gewoon tijd om met elkaar verder aan de slag te gaan met de inhoud van het onderwijs.’ 

De bewindsvrouw erkende dat er signalen zijn dat ‘er wel degelijk iets in het vertrouwen [van het onderwijsveld in de politiek] geknakt is’, zoals CDA-Kamerlid Krul dat verwoordde. Zo is er onder meer veel kritiek op de bezuinigingen op de onderwijskansenregeling. ‘U mag van mij verwachten en aannemen dat ik op de achtergrond heel druk bezig ben om iedereen weer aan tafel te krijgen’, reageerde Paul. 

Hoewel de motie van CDA en SGP steun kreeg van veel partijen (ook van GroenLinks/PvdA, SP, ChristenUnie, DENK, FVD, PvdD en JA21), haalde hij toch geen Kamermeerderheid. 

Kleine scholen 

SGP’er Stoffer diende bij het Kamerdebat over sturing in het funderend onderwijs op 22 mei twee moties in. Dat debat was een afronding van het debat op 12 februari – bekijk of beluister onze podcast daarover. 

Met de eerste motie verzocht hij de regering ‘te laten onderzoeken in hoeverre binnen de sectorwetgeving differentiatie mogelijk is die recht doet aan de omstandigheden van kleine scholen en besturen in het basisonderwijs.’ 

De huidige, uniforme wettelijke eisen in het funderend onderwijs doen ‘geen recht aan de specifieke omstandigheden van scholen ten aanzien van onder andere schaal, complexiteit en maatschappelijke verworteling’, aldus Stoffer. ‘Er kunnen wezenlijke verschillen bestaan tussen een groot bevoegd gezag in het voortgezet onderwijs en kleine scholen en besturen in het basisonderwijs.’ 

De staatssecretaris noemde zijn motie ‘ontijdig.’ Ze werkt namelijk al aan een ‘toekomstbestendig en gedifferentieerd systeem’, gaf Paul aan. En er wordt al ‘flink gedifferentieerd’, vervolgde ze: ‘Zo kan een basisschool op Ameland met 23 leden openblijven, terwijl een school in Den Haag met minder dan 200 leden in principe dicht moet. Dus er wordt op allerlei vlakken gekeken naar wat er lokaal of regionaal nodig is.’ 

Alternatief voor fusie 

De tweede motie van de SGP – die het kabinet verzoekt bij de verdere ontwikkeling van sturing in het onderwijs aandacht te besteden aan alternatieven voor bestuurlijke fusies en te bezien hoe deze beter gefaciliteerd kunnen worden in beleid en regelgeving – kreeg op 27 mei steun van een Kamermeerderheid.  

‘Bij de herijking van sturing in het onderwijs is ook aandacht nodig voor de gevolgen van bestuurlijke fusies voor de zeggenschap van de direct belanghebbenden’, lichtte Stoffer toe. 

Tegelijk constateerde hij dat in het funderend onderwijs nog steeds sprake is van bestuurlijke fusies en ‘dat er zeer beperkt aandacht bestaat voor bestaande alternatieven voor fusie, zoals samenwerking in coöperaties.’ Dat moet anders, meent hij – en met hem de Tweede Kamer.