Home / Meditatie: Geeft de HEERE de hand

Gods gaven in Zijn Gave!

Want wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen? En zo gij het ontvangen hebt, wat roemt gij alsof gij het niet ontvangen had? 1 Kor. 4 vers 7

Waarin onderscheidt zich de christelijk-reformatorische school van andere? Dat heeft alles te maken met hoe wij daarin functioneren. Hoe ga ik om met de gegeven gaven van God? De Heere geeft gaven aan mensen. Er is allerlei soort van gaven. Gaven om te werken met de handen, met ons hoofd, of, liever gezegd, vooral met ons hart. Doeners en denkers, zij doen allen hun werk, hen door God onverdiend gegeven. We hebben allen onze gaven in te zetten. Ieder jaar, iedere week, iedere dag weer opnieuw. Daarin niet neer te zien op anderen. Daar was in Korinthe nogal onenigheid over. De ene voorganger had meer gaven dan de andere. Oók meer geestelijke! De één werd opgezet tegen de ander. De één oordeelde over de ander. Al gaat het in dit hoofdstuk dan vooral over de dienaars van Christus, de uitdelers van de verborgenheden Gods, u mag deze tekst ook betrekken op uw dagelijks werk én dat van uw collega.

Hoe gedraagt u zich op school ten opzichte van de ander met al de ontvangen gaven? Toch niet als de beste onder uw gelijken? Wat vraagt de Heere anders van u dan ootmoedig (nederig) te zijn, en te wandelen overeenkomstig Zijn Woord met uw God? Met al de ontvangen gaven van de Heere zal Hij toch geëerd moeten worden? ‘Want wie onderscheidt u?’ Of u nu een leraar bent die meer of andere praktische gaven heeft dan de andere; of u nu leiding geeft, en meer strategische dan operationele gaven hebt ontvangen, wat hebt gij dat gij niet hebt ontvangen? Is het niet God, Die de mens gaven geeft? Wat is Gods goedheid groot dat Hij, door de diepte van de zondeval heen, mensen gaven, en dus wijsheid, geeft om die in te zetten, naar dat u deze van Hem ontvangen hebt. Trots en hoogmoedig zijn in wat u ontvangen hebt, is niet Bijbels, is zelfs zonde! Mijn trots en hoogmoedig hart moet juist vernederd worden.

Wees ook tevreden met de gaven die God u gegeven heeft. Het doel ervan is toch niet dat u zich meer of minder weet dan de ander, maar dat u uw gaven inzet tot Zijn eer? Er wordt in deze tekst gesproken over roem. ‘Wat roemt gij alsof gij het niet ontvangen had?’ De mens kan zich toch niet beroemen op zijn eigen kennis en vaardigheden? U hebt uw gaven toch niet van uzelf? Heeft God u door Zijn Geest al doen zien van Wie al de goede gaven en giften komen? Van de Vader der lichten, zegt de apostel Jakobus.

Hoe kunt u die God dienen, ook in uw dagelijks én verantwoordelijk werk? Ook daarin heeft God voorzien. Want God dienen in Zijn gegeven gaven aan de mens, kan alleen in Hem, Die Gods Gave is. Wat is Gods gave groot dat Hij Zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft, de Gave Gods, zoals Jezus Zichzelf presenteert aan de Samaritaanse vrouw, opdat u in Hem God mag geven alle eer en roem. Waarvoor? Voor al de gaven die u uit Zijn hand mag ontvangen. Veelmeer, om de Gave Die God gegeven heeft tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en tot een verlossing. Die Gave is alleen uit genade uw Deel. Die Gave wordt door het geloof verkregen. Die Gave is onmisbaar nodig, ook in uw werk, om God te dienen. Om Hem te geven alle eer en roem. Aan de kant van de mens is alle roem uitgesloten. Wie roemt, zegt de apostel Paulus, die roeme in de Heere.

Hebt u die grootste en heerlijke Gave al ontvangen uit genade door het geloof? ‘Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave.’ Niets uit ons, alles uit Hem. Als u zo uw gaven mag inzetten in het christelijk-reformatorisch onderwijs, bent u niet zo gevoelig voor een menselijk oordeel, zoals Paulus dat noemt in vers 3. Die mij oordeelt is de Heere. Weet u wat wij allen leren moeten met al de ontvangen gaven, wat alleen geleerd wordt op de leerschool van de Heilige Geest? ‘Alzo ook gij, wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zo zegt: wij zijn onnutte dienstknechten; want wij hebben maar gedaan hetgeen wij schuldig waren te doen.’ Dan is het loon op uw werk met de gegeven gaven alleen genade, want het genadeloon is Gods onuitsprekelijke Gave.

Ds. J. Beens, lid van de Raad van Toezicht van het VGS

 

Enkele verwerkingsvragen:

  • Er wordt in het onderwijs veel aandacht gegeven aan competenties en vaardigheden. Op welke wijze worden die getoetst aan deze tekst?
  • Hoe onderscheidt zich uw christelijk-reformatorische school van andere met betrekking tot deze tekst?
  • Bent u een voorbeeld voor anderen in het omgaan met uw gegeven gaven? In welk opzicht? Hoe doet u dat?
  • Mag u leven uit de Gave Gods? Wat betekent dat voor u in de dagelijkse werkpraktijk? Probeer dat concreet te maken.
  • Lees Joh. 13 vers 15. Op welke wijze heeft deze tekst betekenis voor de omgang met elkaar, lettend op elkaars gaven?