VGS

De drie partijen wezen de bewindsman erop dat schoolleiders nog steeds brieven ontvangen namens het ministerie waarin zij gewezen worden op de wettelijke verplichting om gegevens van leraren aan te leveren voor het lerarenregister. In die brieven wordt volgens de vragenstellers ‘gedreigd dat het niet voldoen aan de wettelijke verplichting zal meewegen bij de inspectiebeoordeling van de school.’

Vorm

Slob erkent dat schoolbesturen een brief hebben gekregen waarin opgeroepen wordt om de gegevens van hun leraren te leveren, zodat deze gebruik kunnen maken van het Lerarenportfolio. ‘Deze brief had niet in deze vorm verstuurd moeten worden: de informatie die erin staat, is onvolledig. Dat betreur ik.’

Van een verplicht lerarenregister zal deze kabinetsperiode ‘geen sprake zijn’, aldus de bewindsman. Hij blijft wel werken aan het vrijwillig Lerarenportfolio. ‘Dat legt de regie over de professionele ontwikkeling in handen van de leraar. Dit is een essentieel verschil met het huidige bekwaamheidsdossier, dat in handen is van het schoolbestuur.’

Slob vindt het daarom ‘belangrijk dat besturen gegevens aanleveren, zodat leraren van het portfolio gebruik kunnen maken.’ Om dubbele lasten te voorkomen, hoeven schoolbesturen die het portfolio onder leraren stimuleren niet langer bekwaamheidsdossiers bij te houden.

Besturen zijn verplicht de gegevens aan te leveren, maar de leraar bepaalt zelf of hij of zij het portfolio wil gebruiken. Schoolbesturen die ervoor kiezen geen gegevens aan te leveren, moeten kunnen aantonen dat zij op andere wijze de professionele ontwikkeling van hun leraren stimuleren. Voor hen geldt de wettelijke verplichting tot de bekwaamheidsdossiers onverkort.

Vrijblijvend

Hoewel het lerarenregister niet verplicht is, is zorg en aandacht voor professionele ontwikkeling van leraren ‘niet vrijblijvend’, schrijft Slob verder. ‘We mogen van leraren verwachten dat zij zich voor hun eigen professionele ontwikkeling inzetten. Tegelijkertijd is het de verantwoordelijkheid van schoolbesturen om zorg te dragen voor een schoolklimaat waarin professionele ontwikkeling kan gedijen, waarin leraren optimaal aan hun ontwikkeling willen en kunnen werken. Dit betekent ook dat het schoolbestuur jaarlijks verantwoording aflegt over de wijze waarop dit gerealiseerd wordt en de tijd en middelen die het daarvoor beschikbaar heeft gesteld.’