VGS

Op verzoek van de Onderwijsraad heeft de VGS namens de scholen meegedacht over het antwoord op die vraag.

Kern van onze reactie

Een curriculum dat bijdraagt aan de onderwijskwaliteit:

  • richt zich op wát leerlingen aan kennis en vaardigheden moeten opdoen, gelet op de maatschappelijke en mondiale context; niet op hóé ze daar aan komen.
  • is algemeen en gericht op basiskennis en -vaardigheden én op vormingsaspecten. o is niet onderhevig aan de waan van de dag.
  • waakt voor overladenheid van het onderwijsprogramma door:
    • te zorgen voor diepgang in het onderwijsaanbod: nu moet er vaak te veel in te weinig tijd (mede omdat scholen steeds vaker allerlei maatschappelijke problemen moeten oplossen). Het rooster zit daardoor te vol, waardoor vluchtigheid de kwaliteit verdringt. Niet het vele is goed, maar het goede is veel;
    • duidelijk te maken wat de minimale lesinhoud (voor de hoofdvakken) moet zijn.
  • laat ruimte aan scholen om de lestijd deels zelf in te vullen, zodat ze vanuit hun identiteit eigen accenten kunnen plaatsen en zich zodoende kunnen onderscheiden en profileren – waardoor er voor ouders ook iets te kiezen blijft.
  • is opgebouwd uit passende en haalbare onderwijsinhouden. Er moet ruimte blijven voor (bijzondere) scholen om hun onderwijs op eigen leest te schoeien. En: Past de leerstof bij de leerlingen? Is de hoeveelheid realistisch, afgezet tegen de tijd?
  • is helder over zijn ambities: wat moeten leerlingen kennen en kunnen; hoe maken we dat meetbaar en merkbaar?

Lees hier onze volledige reactie.