VGS

Wens regering: antipestwet
De regering is al langer van plan om in de wet vast te leggen dat scholen actief de sociale veiligheid op school moeten bevorderen, en ook dat scholen een erkend antipestprogramma moeten gebruiken. In 2013 wilde de staatssecretaris daartoe een antipestwet maken met daarin een grote rol voor het inspectietoezicht. Uiteindelijk is deze wet niet doorgegaan vanwege weerstand vanuit het onderwijsveld. De aanpak van sociale veiligheid vraagt de aandacht van de scholen, maar wel op een manier die aansluit bij de visie van de school, zo was het verweer van onder andere VGS, die ook heeft gereageerd op de internetconsultatie bij het wetsvoorstel.

Nieuw wetsvoorstel naast actieplan
Door de Tweede Kamer is in de zomer van 2014 daarom een motie aangenomen die zegt dat scholen niet verplicht zijn om uit een klein lijstje van erkende pestprogramma’s te kiezen. Vervolgens is de staatssecretaris in oktober vorig jaar met de PO- en VO-raad in gesprek gegaan om te kijken naar mogelijkheden om pesten tegen te gaan. De raden hebben toegezegd een plan van aanpak tegen pesten te zullen ontwikkelen en in die toezegging kon de staatssecretaris zich vinden. Dat resulteerde in een Actieplan sociale veiligheid op school. Vreemd overigens dat de raden nu gingen doen wat de staatssecretaris zelf eerst van plan was. Daarmee had Dekker alsnog zijn zin. Maar dat vond staatssecretaris niet voldoende. Daarom heeft hij besloten om óók een wetsvoorstel sociale veiligheid in te dienen, mede om de inspectie de mogelijkheid te geven de inspanningen van scholen op het gebied van sociale veiligheid te kunnen beoordelen. Hij vindt dat er op dit moment een te zwakke basis is om handhavend te kunnen optreden.

Wat wordt er verplicht?

Het wetsvoorstel verplicht het bevoegd gezag van scholen om zorg te dragen voor de sociale veiligheid van leerlingen en om pesten actief tegen te gaan. In het primair onderwijs moet het schoolbestuur de sociale veiligheid op school zelfs waarborgen. Het wetsvoorstel benoemt drie concrete verplichtingen:

  • het voeren van een sociaal veiligheidsbeleid;
  • het beleggen van taken bij een coördinator. Deze coördinator houdt zich bezig met het coördineren van het beleid over het tegengaan van pesten en fungeert als aanspreekpunt bij pesten;
  • en het monitoren van de sociale veiligheid.

Het sociaal veiligheidsbeleid moet met betrokkenen binnen de school gevormd worden en zowel preventief zijn als incidenten afhandelen. Scholen kunnen kiezen voor één specifiek programma of eigen aanpakken, methoden en interventies. Ook moeten ze richting de onderwijsinspectie kunnen uitleggen dat de door hen gekozen methode bewezen effectief is. daarbij gaat het om een ‘vergaande inspanningsverplichting’. De Memorie van Toelichting zegt daarover: ‘Hoewel van scholen niet kan worden gevraagd te waarborgen dat zich geen incidenten voordoen, spelen bij de beantwoording van de vraag of van een toereikende inspanning sprake is ook de bereikte resultaten een rol’. Opvallend is dat de Tweede Kamer middels een motie heeft aangegeven het ongewenst te vinden dat er perse door scholen gebruik moet worden gemaakt van een ‘bewezen effectief’ antipestprogramma. In de memorie van toelichting staat nu dat het instrument valide én gestandaardiseerd moet zijn. Ook wordt er een groot aantal thema’s van onderzoek genoemd. Dit gaat erg richting het eerder verworpen ‘bewezen effectief’ programma. De inspectie moet dit verder met het veld gaan ontwikkelen, zo valt in de toelichting te lezen.

Kritiek Raad van State

De Raad van State heeft op dit wetsvoorstel gereageerd en is bijzonder kritisch. De Raad adviseert zelfs om het voorstel in de huidige vorm niet naar de Tweede Kamer te sturen. Dat dit wel is gebeurd, is opmerkelijk. De voornaamste kritiek van de Raad richt zich op feit dat met dit wetsvoorstel een resultaatsverplichting bij de scholen wordt neergelegd op het punt van de sociale veiligheid. De Raad acht dit een te grote verantwoordelijkheid voor scholen die ze niet waar kunnen maken. Het is beter dat er, zoals nu het geval is, een inspanningsverplichting is waar scholen op aanspreekbaar zijn. Het wetsvoorstel voegt daaraan niets toe, aldus de Raad.  De VGS kan zich helemaal vinden in deze kritiek. Opvallend is de passage waarin de Raad op de belangrijkste voorwaarde voor een sociaal veilig klimaat opsomt: ‘door leerlingen gedragen gedragsregels, met een pedagogische ondersteuning vanuit het personeel, en een grote betrokkenheid van leerlingen en personeel’. Dit is iets waar de scholen volgens VGS op moeten insteken. In het reformatorisch onderwijs gebeurt dit volop, doordat het eigen christelijk pedagogisch klimaat van groot belang is voor VGS-scholen.

Bekostigingssancties

Dat het niet om een vrijblijvende zaak gaat, blijkt wel uit het feit dat de staatssecretaris in zijn toelichting op het wetsvoorstel zegt dat de inspectie een bekostigingssanctie kan opleggen, als een school niet voldoet aan de verplichtingen in deze wet. De verantwoordelijkheid voor sociale veiligheid is volgens de regering namelijk een deugdelijkheidseis en het niet voldoen aan deze plicht heeft gevolgen voor de bekostiging. Dit vindt de VGS veel te ver gaan. Scholen afrekenen op iets waar ze maar moeilijk grip op hebben, in de zin dat ze afgerekend worden op resultaten van sociale veiligheid, is niet juist.

Wetsvoorstel niet nodig

Hoewel de VGS het goed en vanzelfsprekend vindt dat een school aandacht besteedt aan sociale veiligheid, is de VGS kritisch op dit wetsvoorstel met extra bevoegdheden voor de inspectie, extra verplichtingen voor de scholen en extra administratieve lasten die gewoon vanuit de eigen middelen betaald moeten worden. Temeer omdat de wet al mogelijkheden biedt voor de inspectie om de sociale veiligheid op scholen te beoordelen. De verschuiving van randvoorwaarden voor sociale veiligheid naar resultaatsverplichting is zeer ongewenst omdat het de inspectie, en dus de overheid, heel veel instrumenten geeft in te grijpen in het pedagogisch klimaat van een school. Dit raakt direct aan de onderwijsvrijheid zoals in artikel 23 van de grondwet beschreven, te weten de inrichtingsvrijheid. Er zijn ook alternatieven denkbaar. Wij denken bijvoorbeeld aan het beschikbaar stellen van praktische handreikingen om de scholen te ondersteunen bij het verder vormgeven van hun veiligheidsbeleid. Een handreiking voor sociale veiligheid is in 2014 door de VGS voor de scholen ontwikkeld. Deze kunt u opvragen bij Tineke Mulder.